Woordformules herhaling

Herhaling woordformules
1 / 27
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Herhaling woordformules

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

kosten = 160 + 40 x aantal dagen

Wat zijn de kosten voor 3 dagen?‎
A
120 euro
B
20 euro
C
280 euro
D
1200 euro

Slide 3 - Quiz

Kosten = 10 + 15 euro per uur

Wat is de woordformule?‎
A
kosten = 10 + 15 x aantal uur
B
kosten = 10 + 15 + aantal uur
C
kosten = 10 - 15 + aantal uur
D
kosten = 10 + 15 : aantal uur

Slide 4 - Quiz

lengte kaars = 40 - 5 x aantal uur

Wat is de lengte van de kaars na 2 uur?‎
A
42 cm
B
38 cm
C
50 cm
D
30 cm

Slide 5 - Quiz

Hoofdhaar groeit ongeveer 1 cm per maand. Anna's haar is 25 cm lang. Hoe lang zal haar haar zijn over 3 maanden als ze het niet laat knippen?‎
A
22 cm
B
28 cm
C
25 cm
D
30 cm

Slide 6 - Quiz

Hoofdhaar groeit ongeveer 1 cm per maand. Anna's haar is 25 cm lang.
Welke woordformule hoort hierbij?‎
A
lengte = 25 + 1 + aantal maanden
B
lengte = 25 + 1 x aantal maanden
C
lengte = 25 - aantal maanden
D
lengte = 25 + aantal maanden

Slide 7 - Quiz

Jan's haar is 10 cm lang. Zijn haar groeit sneller, 2 cm per maand. Wat is de woordformule?‎
A
lengte = 10 + aantal maanden + 2
B
lengte = 10 + 2 x aantal maanden
C
lengte = 2 x aantal maanden
D
lengte = 10 x aantal maanden + 2

Slide 8 - Quiz

Maartje heeft 20 euro in haar spaarpot. Iedere week haalt zij er 2 euro uit. Wat is de woordformule?‎
A
spaargeld = 20 - 2
B
spaargeld = 2 x aantal weken + 20
C
spaargeld = 20 - 2 x aantal weken
D
spaargeld = 2 - 20 x aantal weken

Slide 9 - Quiz

spaargeld = 20 - 2 x aantal weken

Na hoeveel weken is haar geld op?‎
A
20 weken
B
kun je niet weten
C
5 weken
D
10 weken

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Terugblik 
letterformule
woordformule
30a + 12 = b
16 - 0,5k= m
12a + 30 = b
40 - 16d  = l
aantal x 12 + 30 = bedrag
16 - kosten x 0,5 = maandloon
30 x aantal weken + 12 = bedrag 
40 - 16 x aantal dagen = lengte

Slide 13 - Drag question


Welke van de formules hoort bij de grafiek hiernaast?
A
inhoud in liters = 10 + 1,6t
B
tijd in minuten = 10 + 16 x inhoud
C
tijd in minuten = 10 + 1,2 x inhoud
D
inhoud in liters = 10 + 1,2 t

Slide 14 - Quiz

aantal trailers X 3  =  aantal paarden
a X 3  =  p
Het aantal trailers keer 
drie is het aantal paarden
a X 3  =  p
aantal trailers X 3  =  aantal paarden
Sleepvraag:
woordformule
regel in woorden
formule

Slide 15 - Drag question

Schrijf de volgende woordformules korter op:
• Kosten in euro’s = 3 + 0,50 x aantal foto’s
• Lengte in cm van een kaars = 30 – 6 x aantal brand uren

Slide 16 - Open question

Een appelboom bevat 78 appels. Elke week vallen er gemiddeld 9 appels van de boom.
Welke woordformules hoort hierbij?

Slide 17 - Open question

Is de formule een lineaire formule?
A
Ja, de getallen in de bovenste rij zijn opeenvolgend
B
Ja, de getallen in de bovenste rij zijn opeenvolgend en in de onderste rij komt er steeds 3 bij.
C
Ja, in de onderste rij gaat er steeds 3 af.
D
Ja, de getallen in de bovenste rij zijn opeenvolgend en in de onderste rij gaat er steeds 3 af.

Slide 18 - Quiz

x
0
1
2
3
4
5
y
10
15
20
25
30
35
x
0
1
2
3
4
5
y
32
30
28
26
24
22
x
0
1
2
3
4
5
y
12
12
12
12
12
12
Lineaire Formules
Stijgende Grafiek

Dalende Grafiek

Constante/Horizontale
Grafiek
Tabel A
Tabel B
Tabel C

Slide 19 - Drag question

Tabel
Grafiek

Slide 20 - Drag question

Variabele boven in de tabel / x-as
richtingscoëfficiënt
begingetal
Variabele onder in de tabel / y-as

Slide 21 - Drag question

.Sleep de juiste formule naar het vak van de tabel.
t
0
1
2
3
4
bedrag
150
190
230
270
310
formule die bij de tabel horen
verkeerde formules 

Slide 22 - Drag question

Deze tabel hoort NIET bij een lineaire grafiek

Deze tabel hoort WEL bij een lineaire grafiek

Slide 23 - Drag question

Kies de juiste grafiek bij elke tabel.

Slide 24 - Drag question

Welke tabel hoort bij welke grafiek? 
Sleep de tabel naar de juiste grafiek.

Slide 25 - Drag question

Grafiek
Formule
tabel

Slide 26 - Drag question

aan de slag!
pak de samenvatting er bij op pagina 185-186.
schrijf alle woorden die je niet (goed) kent op. kijk of je de betekenis kan achterhalen en schrijf die op. maak er eventueel een tekening bij om het voor jezelf te verduidelijken.

Slide 27 - Slide