13.4 De nieren

Planning 
Afspraken excursie Amsterdam. Datum: 4 of 11 of 12 maart.
Afronden 13.3 Zijn er nog vragen over homeostase?
Checken met enkele vragen over homeostase.
Uitleg bouw en werking van de nieren met aantekeningen (13.4)
Kort herhalen bouw en werking van de lever (6.5)
Zelfstandig werken aan hoofdstuk 13 
         * Puzzelboekje als practicumopdrachten bij H13
         * Donderdag het 9e uur: kwt biologie (herkansing/H13)
         
1 / 48
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Planning 
Afspraken excursie Amsterdam. Datum: 4 of 11 of 12 maart.
Afronden 13.3 Zijn er nog vragen over homeostase?
Checken met enkele vragen over homeostase.
Uitleg bouw en werking van de nieren met aantekeningen (13.4)
Kort herhalen bouw en werking van de lever (6.5)
Zelfstandig werken aan hoofdstuk 13 
         * Puzzelboekje als practicumopdrachten bij H13
         * Donderdag het 9e uur: kwt biologie (herkansing/H13)
         

Slide 1 - Slide

Hoe heet de eigenschap van het lichaam om inwendige stabiliteit te handhaven?
A
fysiologie
B
controle
C
lichaamstemperatuur
D
homeostase

Slide 2 - Quiz

Wat is homeostase?
A
een negatieve terugkoppeling van een regelkring
B
een positieve terugkoppeling van een regelkring
C
het in stand houden van een dynamisch evenwicht in het lichaam
D
De samenwerking tussen hormoonstelsel en zenuwstelsel

Slide 3 - Quiz

In welk orgaan wordt de homeostase gecoördineerd?
A
hypothalamus
B
hypofyse
C
lever
D
nieren

Slide 4 - Quiz

Wat is de reactie van de huid via het cz als de koude-zintuigen in de huid geprikkeld worden?
A
zweten en bloedvat-spieren trekken samen
B
zweten en bloedvat-spieren ontspannen
C
kippenvel en bloedvat-spieren trekken samen
D
kippenvel en bloedvat-spieren ontspannen

Slide 5 - Quiz

Welke biologische term wordt gebruikt voor de remmende werking die onder andere met pijl 2 wordt aangegeven?
A
feedback loop
B
negatieve terugkoppeling
C
inhibitie
D
homeostase

Slide 6 - Quiz

13.4 De nieren
13. Je beschrijft de bouw en werking van een nier en de weg waarlangs urine
        je lichaam verlaat.
14. Je beschrijft hoe voorurine en urine ontstaan.
15. Je legt de invloed van het hormoon ADH op de osmotische waarde van
        het bloed en de bloeddruk uit.

Slide 7 - Slide

Begrippen 13.4 over de nieren
nieren
nierschors
niermerg
nierbekken
urine
urineleiders
urineblaas
urinebuis
niereenheid 
nierbuisje
verzamelbuisje
lis van Henle
nierkapsel
kapsel van Bowman
ultrafiltratie
voorurine
terugresporptie
antidiuretisch hormoon (ADH)
waterhuishouding

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Slide 10 - Slide

5.4 Nieren
  • In de glomerulus komt een aanvoerend slagadertje met wijde doorsnede en hoge bloeddruk aan
  • Diameter afvoerend slagadertje is klein, dit zorgt voor hoge bloeddruk in de glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapseltje van bloedplasma met kleine opgeloste deeltjes. Dit wordt voorurine.

Slide 11 - Slide

Voorurine wordt geproduceerd door ultrafiltratie van bloed (hoge druk) in de glomerulus en komt binnen het kapsel van Bowman.
BINAS 85A

Slide 12 - Slide

vorming van urine: ultrafiltratie
bloed wordt geperst via de 
nierslagadertjes naar de 
glomerulus
-> hier is de druk zo hoog dat 
vocht + bloedplasma + kleine 
molecule in de nierkapsels 
geperst worden 

Slide 13 - Slide

Terugresorptie:
Bedenk dat je wel 200 liter voorurine per dag produceert. Dat kan je niet missen......

De rest van de niereenheid resorbeert alle nuttige stoffen weer terug in het bloed: terugresorptie! 

De afvalstoffen en overtollige stoffen worden urine en gaat naar de blaas. 

Slide 14 - Slide

In het eerste gekronkelde nierbuisje vindt terugresorptie (reabsorptie) plaats. 

Actief transport:
glucose, aminozuren en zouten terug naar het bloed.






Slide 15 - Slide

Lis van Henle - dalende been
Hoe dieper in het niermerg, hoe hoger de osmotische waarde van de omgeving.

Osmose zorgt voor terugresorptie water. 

Slide 16 - Slide

Lis van Henle - stijgende been
  • Terugresorptie van NaCl, (houdt ook de osmotische waarde van het merg hoog).

Slide 17 - Slide

Tweede gekronkelde nierbuisje
  • Actieve terugresorptie van NaCl + HCO3- 

  • Water volgt weer via osmose (= passief)

Slide 18 - Slide

Verzamelbuisje
Waterkanalen in verzamelbuisje zorgen voor terugresorptie van water uit de voorurine.

ADH zorgt voor toename van het aantal waterkanalen in de celmembranen van de cellen in het verzamelbuisje.
= extra terugresorptie water --> herstel waterbalans lichaam

Slide 19 - Slide

Wat doet ADH?
Wat doet ADH?

Reguleert permeabiliteit van de verzamelbuis

Slide 20 - Slide

Verzamelbuisje
Alcohol remt de aanmaak van ADH door de hypofyse.

Dus............

Slide 21 - Slide

De osmotische waarde van urine wordt hoger 

De hypofyse geeft ADH af

concentratie ADH in het bloed stijgt

er wordt meer water uit de voorurine geresorbeerd

osmotische waarde van het bloed daalt
en osmotische waarde van de urine stijgt.

Slide 22 - Slide

Uitscheiding door de nier
Twee processen zijn verantwoordelijk voor de uitscheiding van de nier:
1   ultrafiltratie
2   terugresorptie
ULTRAFILTRATIE
onder hoge druk wordt veel bloedplasma met daarin afvalstoffen maar ook nuttige stoffen uit de bloedvaatjes geperst

ASELECTIEF
er vindt geen selectie plaats op wat eruit wordt gefilterd
TERUGRESORPTIE
Nuttige stoffen en water worden uit het filtraat gehaald omdat ze herbruikbaar zijn. Dit gebeurt door actief transport en osmose.

SELECTIEF
er wordt nauwkeurig bepaald welke stoffen en hoeveel ervan wordt teruggenomen

Slide 23 - Slide

Waterbalans
ADH (antidiuretisch hormoon) is een hormoon die je waterbalans op peil houdt. Osmoreceptoren meten de osmotische waarde in het bloed. ADH wordt gemaakt in je hypothalamus en verhoogt de terugabsorptie van water uit de voorurine. Bij een hoge hoeveelheid ADH zit er dus minder water in je voorurine waardoor je donkerder en minder urine hebt. 

Slide 24 - Slide

Begrippen 13.4 over de nieren
nieren
nierschors
niermerg
nierbekken
urine
urineleiders
urineblaas
urinebuis
niereenheid 
nierbuisje
verzamelbuisje
lis van Henle
nierkapsel
kapsel van Bowman
ultrafiltratie
voorurine
terugresporptie
antidiuretisch hormoon (ADH)
waterhuishouding

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Link

Blaas
Urineleider
Nier
Slagader
Ader

Slide 35 - Drag question

Hieronder zie je een doorsnede van een nier. 
Zet de namen van de onderdelen op de juiste plaats.
nierbekken
nierschors
niermerg
urineleider
nierslagader
nierader

Slide 36 - Drag question

Urine wordt tijdelijk opgeslagen in de blaas. De urineblaas kan ontstoken raken, door bacteriën die van buitenaf in de blaas terecht komen. Als deze bacteriën in een nierbekken terecht komen, dan kan een nierbekkenonsteking ontstaan.
Via welke delen van het uitscheidingsstelsel zijn deze bacteriën achtereenvolgens van buitenaf in het nierbekken terecht gekomen?
A
Urineblaas -> urinebuis-> urineleider -> nierbekken
B
Urineblaas -> urineleider -> urinebuis -> nierbekken
C
Urineleider -> urinebuis -> urineblaas -> nierbekken
D
Urinebuis -> urineblaas -> urineleider -> nierbekken

Slide 37 - Quiz

De nieren filteren je bloed. In welk proces steken de nieren de meeste energie (ATP)?
A
Bloed filteren
B
Terughalen glucose
C
Terughalen water
D
Afvalstoffen weghalen

Slide 38 - Quiz

Ook de nieren ondervinden problemen. Dit kan veroorzaakt worden door de verlaagde bloeddruk.
-Welk proces kan door de verlaging van de bloeddruk niet meer voldoende kunnen plaatsvinden?
-Op welke plaats vindt dit proces plaats?
A
Ultrafiltratie - bij 1
B
Ultrafiltratie - bij 3
C
Terugresorptie - bij 1
D
Terugresorptie - bij 3

Slide 39 - Quiz

Wat is terugresorptie?
A
Verplaatsen van nuttige stoffen van het bloed naar de voorurine
B
Verplaatsen van nuttige stoffen van de voorurine naar het bloed
C
Verplaatsen van afvalstoffen van het bloed naar de voorurine
D
Verplaatsen van afvalstoffen van de voorurine naar het bloed

Slide 40 - Quiz

Hormoon dat de terugresorptie van water in de nierkanaaltjes stimuleert
A
ADH
B
ATH
C
ADHD
D
ADD

Slide 41 - Quiz

Het antidiuretisch hormoon (ADH) uit de hypofyse stimuleert de terugresorptie van water uit de nierkanaaltjes en verzamelbuisjes. Wat is de invloed daarvan op
de osmotische waarde van urine?
A
daalt
B
stijgt
C
blijft even hoog
D
kun je niet weten

Slide 42 - Quiz

Je drinkt erg weinig. Wat gebeurt de ADH concentratie? En de terugresorptie van water?
A
ADH neemt toe, terugresorptie toe
B
ADH neemt af, terugresorptie toe
C
ADH neemt toe, terugresorptie af
D
ADH neemt af, terugresorptie af

Slide 43 - Quiz

Zuurstof gaat hier de lever in
Veel voedingsstoffen komen de lever binnen
Hier mondt de galgang in uit
Bloed stroomt de lever uit
Poortader
Leverader
Leverslagader
Twaalfvingerige darm

Slide 44 - Drag question

Functies van de lever:

De lever kan voedingsstoffen zoals eiwitten omzetten in .....
glycogeen
gal
ureum
alchol, drug en medicijnen
de lever kan schadelijke stoffen zoals ...............  afbreken
de lever breekt overtollige eiwitten af, bij dit proces ontstaat ...........
De lever produceert ......... en dit helpt bij het afbreken van vet.
De lever kan de glucosegehalte op pijl houden door ................ om te zetten naar glycogeen
fibrogeen

Slide 45 - Drag question

Wat is geen taak van de lever?
A
Opslag glucose
B
Afbraak afvalstoffen
C
Aanmaak essentiële aminozuren
D
Opbouw cholesterol

Slide 46 - Quiz

Wat voor lichaamskleur heeft iemand die een leveraandoening heeft?
A
blauw
B
rood
C
geel
D
wit

Slide 47 - Quiz

Wat is de functie van de lever met betrekking tot gal?
A
Gal verwijderen
B
Gal maken
C
Gal opslaan
D
Gal verteren

Slide 48 - Quiz