chap 3 brugklas 1app4ww-erherh

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

B

O

N

J

O

U

R

!

S

A

L

U

T

!

Bonjour ma classe. Comment ca va? 

Hopelijk gaat het goed met jullie en zijn jullie gezond en iedereen thuis ook.

qu'est-ce qu'on va faire?

-herhalen werkwoorden op -er

-overhoren app 1 en 2

-écouter online( en ligne)

Vertaal in het Frans:
ik maak, doe

Vertaal in het Frans:
het huiswerk

werken

1. donner
2. travailler
3. commencer
4. demander

dinsdag

1. mardi
2. vendredi
3. jeudi
4. samedi

Sleep de Nederlandse vertaling naar het juiste Franse werkwoord.

demarder

jouer

préférer

parler

liever hebben 

praten

vragen

spelen

Je / J'

Tu

il / elle / on

Nous

Vous

ils / elles

e

es

e

ons

ez

ent

Je / J'

Tu

elle 

Nous

Vous

ils / elles

ik

jij

zij

wij

u

zij mv

On répète: Apprendre 3

De werkwoorden op -ER

Stap 1: vind de stam

Haal -er van het werkwoord af.

Bijvoorbeeld: écouter --> écout = stam

Stap 2: kies de juiste uitgang 

je  stam +e

tu stam +es

il / elle / on stam +e

nous stam +ons

vous stam +ez

ils / elles  stam+ent

stap 3: schrijf de stam + de juiste uitgang op!

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon. Let goed op de uitgangen! 

je

tu

il / elle / on

nous

vous

ils / elles

parle

parlez

parlons

parlent

parle

parles

Hoe vind je de stam van een werkwoord op -er?

Wat is de stam van het werkwoord: 'habiter'

Wat is de stam van het werkwoord: 'divorcer'

vous .... (danser)

tu .... (préparer)

ils .... (organiser)

Wat is het hele werkwoord van:
regardent

Nous (écouter)

Je (trouver)

1. trouve
2. trouves
3. trouvez
4. trouvent

vous (donner)

1. donnons
2. donnez
3. donnent
4. donnes

Fabien et Amélie (chercher)

1. cherchons
2. cherchez
3. cherchent
4. cherches

Elle (aimer)

1. aimes
2. aimet
3. aime
4. aiment

Emma (danser)

1. danset
2. danses
3. danse
4. dansez

Ils (jouer)

1. jou
2. jouent
3. joues
4. joue

Mes parents (parler)

1. parlez
2. parles
3. parlons
4. parlent

Maken en leren:

-leer app 1,2,3

-maken online alles af tm 3.3

Le neige=

de sneeuw

le bonhomme de neige=

de sneeuwpop