Taalverzorging les 6 tot en met 8 (2.9/3.9/4.9/5.9) => 5.9 opschuiven

timer
10:00
Les 6
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

timer
10:00
Les 6

Slide 1 - Slide

Planning
  • Vragen over de weektaak
  • Uitleg 3.9/4.9
  • Aan de slag
  • Afsluiting van de les

Slide 2 - Slide

Weektaak
2.8: 1-1 tot en met 1-4, 4, 7-1 en 7-2, 9, 11-1 tot en met 11-3. (digitaal)
3.8: 1-1 tot en met 1-3, 5, 9-1 tot en met 9-3. (digitaal)

*Ik kan alle woordsoorten benoemen van
het schema op pagina 233.
(behalve vw = voegwoord)

Slide 3 - Slide

Wat is juist?
pannekoek of pannenkoek

groentesoep of groentensoep

reuzenleuk of reuzeleuk
timer
1:00

Slide 4 - Slide

2.9 HOOFDLETTERS (p. 148)
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter. 
  • Je begint het citaat met een hoofdletter.
 
  • Eigennamen (straten, talen, aardrijkskundige namen, merk)
  • Feestdagen en historische gebeurtenissen met hoofdletter. 


  • Namen van maanden en dagen NIET met een hoofdletter.
100 activisten
's Nachts
afleiding/samenstelling met feestdagen
=> dan niet kerstballen/ paaseieren

Slide 5 - Slide

Namen met tussenvoegsel
  • Op de bank zat meneer De Vries.
  • Mevrouw K. de Vries zat op een stoel.
  • Kees van Putten is getrouwd met hun dochter.
  • Zij heet mevrouw Van Putten-de Vries.
  • Maar ze noemt zichzelf Melanie van Putten.

Slide 6 - Slide

Tussenletters basiskennis
Je kent het:
  • zelfstandig naamwoord
  • bijvoeglijk naamwoord
  • meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • begrip samenstelling
  • begrip afleiding

Slide 7 - Slide

Samenstelling
Twee losse woorden aan elkaar geplakt.

fiets        en        bel             => fietsbel

auto       en       rijden               => autorijden

Slide 8 - Slide

Afleiding
Woord met voorvoegsel of achtervoegsel

contra       en        spionage     => contraspionage

geel        en     achtig        => geelachtig 

Slide 9 - Slide

3.9 Tussenletters p. 220
  1. Je hoort de s => dorp & plein: dorpsplein 
  2. Je hoort de s niet goed => station & chef: stationschef
  3. Eerste deel alleen meervoud op -en => en
pan en koek => pannen (pans bestaat niet)
pannenkoek
kat en bak => katten (kats bestaat niet)
kattenbak

Slide 10 - Slide

3.9 Tussenletters => uitzonderingen
Regel 4: uitzonderingen dan een E als eerste deel...
  • geen zn is
  • geen meervoud heeft
  • alleen meervoud op s heeft
  • zowel meervoud op s als en heeft
  • aangeeft hoe leuk iets is als bn: reuzeleuke vakantie
  • uniek is: zonneschijn

Slide 11 - Slide

Werkmoment = weektaak
  • Ga met de weektaak bezig.
  • Opdracht rood? Vraag mij te resetten.

Vraag?
  1. Lees de theorie.
  2. Overleg (zachtjes) met je buur.
  3. Vraag mij.

Slide 12 - Slide

Afsluiting

Hoe ver ben je met de opdrachten?


Welke vragen heb je?

Slide 13 - Slide

timer
10:00
Les 7

Slide 14 - Slide

Planning
  • Uitleg 4.9 / 5.9
  • Aan de slag
  • Afsluiting van de les 

Slide 15 - Slide

4.9 Leestekens (p. 69/deel b)

Slide 16 - Slide

Waarom schrijf je...               (p. 69)
  1. ruïne met trema en buiig niet?
  2. categorin met 2 e's op het eind en koloniën met 1? 
  3. havoër met een trema en vmbo'er met een apostrof?
  4. Anna's fiets en Max' brommer?
timer
3:00

Slide 17 - Slide

Leestekens
Trema boven een klinker waarmee je aangeeft dat daar een nieuwe lettergreep begint. Nodig voor uitspraak.

Apostrof weglating van een of meer letters; bij bezitsaanduiding van woorden die eindigen op een s-klank/lange klank; na cijfers of afkortingen (A4'tje, vmbo'er), meervoudsvorm (pony's) verkleinvorm (baby'tje)
woord met voor- of achtervoegsel

Slide 18 - Slide

Leestekens
Accent zorgt ervoor dat je een woord op de juiste manier leest en uitspreekt. Moet je uit je hoofd leren. Dicteewoorden en woorden uit de oefeningen.

Afkomstig uit het Frans.


Slide 19 - Slide

5.9 Spelling p.139
- weglatingsstreepje
- koppelteken

Slide 20 - Slide

Weglatingsstreepje
Soms staan in een zin twee samenstellingen naast elkaar met daarin hetzelfde woord.

Een iPad heeft voordelen en nadelen.
Een iPad heeft voor- en nadelen.
Ik ga op maandagavond of woensdagavond volleyballen.
Ik ga op maandag- of woensdagavond volleyballen.

Slide 21 - Slide

stageuren
zoeven

Slide 22 - Slide

Koppelteken in samenstelling
  • vanwege de uitspraak: radio-omroep, na-apen
  • met cijfers, letters of andere tekens: 70-jarige, €-teken
  • als delen van de samenstelling gelijkwaardig zijn

woon-werkverkeer  <=>   werk-woonverkeer

Geen samenstelling? Dan trema => hygiëne, ruïne, skiën

Slide 23 - Slide

Koppelteken ook bij...
- Landen/steden met extra plaatsinformatie Noord-Brabant, Zuid-Amerika

- Bij dubbele achternamen Edith Visser-de Vries

- Bij een functie, rang of titel assistent-bedrijfsleider, minister-president

- Bij niet, non, oud en ex met zn niet-roker, oud-klasgenoot, ex-collega

Slide 24 - Slide

Werkmoment = weektaak
  • Ga met de weektaak bezig.
  • Opdracht rood? Vraag mij te resetten.

Vraag?
  1. Lees de theorie.
  2. Overleg (zachtjes) met je buur.
  3. Vraag mij.

Slide 25 - Slide

Afsluiting

Hoe ver ben je met de opdrachten?


Welke vragen heb je?

Slide 26 - Slide

timer
10:00
Les 8

Slide 27 - Slide

Planning
  • Beheers je de stof?
  • Wat kennen/kunnen voor de toets
  • Aan de slag
  • Afsluiting van de les met weektaak volgende week

Slide 28 - Slide

Noem drie kenmerken van een zelfstandig naamwoord.

Slide 29 - Open question

Welk wvn hoort er bij:
Wij ...
A
onze
B
ons
C
zich
D
je

Slide 30 - Quiz

Hoeveel zn zitten er in deze zin?
Op sommige scholen staat er een robot voor de klas.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 31 - Quiz

Hoeveel telwoorden in deze zin?
De eerste telefoon ging al na drie maanden kapot.
A
2 bhtw
B
2 ortw
C
1 brtw en 1 bhtw
D
1 ortw en 1 bhtw

Slide 32 - Quiz

Mijn tante wil morgen komen eten.
Welke werkwoordsoorten?

Slide 33 - Open question

's morgens riep de kleuter uit ik vind italiaanse lasagne heerlijk als ontbijt

Slide 34 - Open question

Maak een correcte samenstelling
hoog + school
A
hogeschool
B
hoogschool
C
hogenschool
D
hogesschool

Slide 35 - Quiz

Maak een correcte samenstelling.
Zon + bril
A
zonnenbril
B
zonbril
C
zonnebril
D
zonsbril

Slide 36 - Quiz

Welk woord is NIET
goed geschreven?
A
cliché
B
vmboër
C
Dennis' rugzak
D
enquête

Slide 37 - Quiz

Welk woord is NIET
goed geschreven?
A
mevrouw Van Dijk Pieters
B
non-stop
C
hang-en-sluitwerk
D
€-teken

Slide 38 - Quiz

Wat kennen/kunnen

Slide 39 - Slide

Werkmoment = weektaak
  • Ga met de weektaak bezig.
  • Opdracht rood? Vraag mij te resetten.
  • Alles af? Fictie taak.
Vraag?
  1. Lees de theorie.
  2. Overleg (zachtjes) met je buur.
  3. Vraag mij.
Alle opdrachten van deze week zijn af
voor de eerste les van volgende week.

Slide 40 - Slide

Afsluiting


Weektaak volgende week

Slide 41 - Slide