9. Dezember

1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planung dieser Stunde
1. Stunde
  • Weihnachtsmarkt Düsseldorf
  • Ordnungszahlen (neu)
  • schwache Verben (Wiederholung)
2. Stunde
  • Gespreksopdracht 'My City'
  • Gespräche vorbereiten + üben (Deadline 19. Dezember)

Slide 2 - Slide

Weihnachtsmarkt Düsseldorf
  • 08:30   Velperweg 39                                        
  • 10:30    Berufskolleg    + Kerstmarkt   
  • +/-  20:00 terug  Velperweg 39        

  • ID + contant geld mee (!)
  • Uitleg opleiding Travel?
  • Mail + boekje  
               




Slide 3 - Slide

Ordungszahlen... was sind das?

"Ich wohne im vierten Stock..."
"Heute ist es der 9. Dezember" 
"Am 4. August ist mein Geburtstag"
"Das ist mein zweiter Versuch" 

Slide 4 - Slide

Rangtelwoorden
Geven een bepaalde volgorde weer: negende, vierde, elfde... 
Worden in het Nederlands gevormd met -ste | -de 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Die Zahlen 1-6
1 - eins
2 - zwei
3- drei
4 - vier
5 - fünf         [fuunf]
6 - sechs    s = [z]   ch = [k]   [zeks]

Slide 7 - Slide

Die Zahlen 11-20
11 - elf
12 - zwölf
13 - dreizehn
14 - vierzehn
15 - fünfzehn
16 - sechzehn 
17 - siebzehn 
18 - achtzehn
19 - neunzehn  [oi] 
20 - zwanzig [tswantsig]

Slide 8 - Slide

Die Zahlen 21-29
Hetzelfde als in het Nederlands :)
21 - einundzwanzig
22 - zweiundzwanzig
23 - dreiundzwanzig
24 - vierundzwanzig
25 - fünfundzwanzig
26 - sechsundzwanzig

27 - siebenundzwanzig
28 - achtundzwanzig
29 - neunundzwanzig 

Slide 9 - Slide

Die Zahlen: die Dutzende
Tientallen Nederlands:  '-tig'.  // Duits bijna altijd op '-zig' 
10 - zehn
20 - zwanzig  [tswantsig]
30 - dreißig   [ss]
40 - vierzig
50 - fünfzig
60 - sechzig
70 - siebzig
80 - achtzig
90 - neunzig  [nointsig]
100 - hundert  [hoendert] 

Uitzondering: dreißig

Slide 10 - Slide

Die Zahlen: 100 - 2.000.000.000
100 - hundert
200 - zweihundert
1000 - tausend
2000 - zweitausend
100.000 - hunderttausend
200.000 - zweihunderttausend
1.000.000 - eine Million
2.000.000 zwei Millionen
1.000.000.000 eine Milliarde
2.000.000.000 zwei Milliarden

Slide 11 - Slide

Ordnungszahlen: Bildung
1 - 19
Nederlands, rangtelwoorden: getal + de / + ste  
--> zesde, zevende, achtste

Duits, rangtelwoorden: getal + te 
--> sechs + te   of:   6.
MAAR: erste, dritte, 

Slide 12 - Slide

Ordnungszahlen: Bildung
Vanaf 20
Nederlands, rangtelwoorden:  + ste  
--> twintigste, eenentwintigste, tweeëndertigste

Duits, rangtelwoorden: getal + ste 
--> zwanzigste, einundzwanzigste

Slide 13 - Slide

Ordnungszahlen: Wofür?
Bij een datum
In het Duits altijd met een rangtelwoord
--> Es ist der 10. September

Let op:
Je zegt:   ,,Es ist der zehnte September" 
Je schrijft:   ,,Es ist der 10. September" 

Slide 14 - Slide

Ordnungszahlen: Wozu?
Het vertrek is op 3 februari
Die Abreise ist am 3. Februar
(am dritten)    +3

Uw kamer is op de vierde verdieping
Ihr Zimmer ist im 4. Stock
(im vierten)    +3        (am / im / zum / vom +N)  

Slide 15 - Slide

Fazit / Samenvatting
  • Zahlen: 1-20: let goed op de uitspraak en schrijfwijze
  • Zahlen 21-29 usw.: altijd eerst de eenheid en dan het tiental
  • Die Dutzende: de tientallen op '-zig'    (Uitz.: 10 & 30)

Slide 16 - Slide

Fazit / Samenvatting
  • 'hundert' en 'tausend'                      > kleine letter 
  • die Million en die Milliarde            > hoofdletter
  • Die Ordnungszahlen                       >  bij een datum.                               Let op: na voorzetsels 'am' en 'im' en 'zum' + N

Slide 17 - Slide

Fazit / Samenvatting
1-19                  =  getal   + te
Vanaf 20         = getal   + ste

achtzehnte / zwölfte / vierte ....
dreiundzwanzigste / achtundachtzigste ....

Let op: na voorzetsels am / im / zum / vom   +N

(MAAR: erste, dritte, siebte, achte....)

Slide 18 - Slide

Das üben wir mal
Arbeitsbuch
  • Aufgabe 3.11  (S. 63)

Let op: na voorzetsels am / im / zum / vom / an / bis +N






    timer
    6:00

    Slide 19 - Slide

    Das schwache Verb 
    (Fe)e|st|t|en|t|en
    • Basis 
    • Stam d/t
    • Stam S-klank

    Slide 20 - Slide

    Slide 21 - Slide

    Stam met S-klank
    •  Stam met S-klank    (s, ss, ß, z)
     (passen / tanzen / reisen / genießen)

    • Du:  + t  (i.p.v. -st) 

    Bijvoorbeeld......

    Slide 22 - Slide

    Stam met -d / -t
    • Stam op -d / -t                                 
    (warten / reden / arbeiten / baden / kosten)


    • Extra  + e  voor de uitspraak (waar nog geen -e staat)

    Bijvoorbeeld.....

    Slide 23 - Slide

    Das wiederholen wir mal
    Arbeitsbuch
    • Aufgabe 3.12  (Seite 65)

    Fertig? Aufgabe 3.08 (Seite 60)





      timer
      6:00

      Slide 24 - Slide

      Slide 25 - Slide

      10 Minuten

      Slide 26 - Slide

      Achtung
      • 19. Dezember: LEH-gespreksopdracht ,,My city" 

      • 10. Januar: Schreibaufgabe
      (nächste Woche im Unterricht)

      Slide 27 - Slide

      Slide 28 - Slide

      Selbständige Arbeit
      1. Dialoge ausschreiben
      2. Kontrollieren lassen bei Dozentin
      3. Dialog ausspielen (und aufnehmen)



      Promotor: .....
      Toerist: .....
      Promotor: .....
      Toerist: .....

      Slide 29 - Slide