Les 10 - Fictie: herhaling blok 1 tm 3

Welkom ATL4D!
  • We zorgen voor een veilige leeromgeving
  • We laten elkaar uitpraten
  • We laten elkaar en elkaars spullen met rust
  • We letten op ons taalgebruik
  • Spullen compleet
Voordat de timer afgaat..
timer
3:00
- Jas uit en tas van tafel
- Spullen compleet 
- Telefoon in tas 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom ATL4D!
  • We zorgen voor een veilige leeromgeving
  • We laten elkaar uitpraten
  • We laten elkaar en elkaars spullen met rust
  • We letten op ons taalgebruik
  • Spullen compleet
Voordat de timer afgaat..
timer
3:00
- Jas uit en tas van tafel
- Spullen compleet 
- Telefoon in tas 

Slide 1 - Slide

Lesplanning
- Lesdoel
- Herhaling blok 1 tot 3 
- Opdracht (inleveren) 
- Afsluiting 

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les
... hebben we alle literaire begrippen van blok 1 tot 3 herhaald

Slide 3 - Slide

Blok 1: literaire begrippen
- Realistisch, niet-realistisch en waargebeurd
- Genre
- Beoordelingswoorden
- Personages
- Vertelperspectief

Slide 4 - Slide

(Niet-) realistisch en waargebeurd
Waargebeurd verhaal = verhaal dat daadwerkelijk is gebeurd (bijvoorbeeld het boek van Nouri)

Realistisch verhaal = verhaal dat lijkt op iets wat ook in het echt is gebeurd maar met eigen toevoegingen 

Niet-realistisch verhaal = verhaal dat nooit in het echt zou kunnen gebeuren (vliegende mensen, pratende dieren, aliens)


Slide 5 - Slide

Genre
- Detective: de speurder probeert te achterhalen wie een misdaad heeft gepleegd en waarom

- Thriller: de hoofdpersoon komt in een levensbedreigende situatie terecht

- Fantasy: fantasiewezens in een fantasieverhaal 

- Sciencefiction: speelt zich af in de toekomst/ruimte/nieuwe technologie

- Dystopische roman: wereld is bijna niet meer leefbaar door dictatuur/ramp

- Ontwikkelingsroman: het volwassen worden van de jonge hoofdpersoon

- Psychologische roman: nadruk ligt vooral op nadruk/gevoelens van hoofdpersoon

Slide 6 - Slide

Personages
- Een hoofdpersoon heeft vaak een probleem of een opdracht in een verhaal. 

- Van de hoofdpersoon lees je vaak ook zijn/haar gevoelens, gedachtes etc. 

- Bijfiguren kunnen bijvoorbeeld een helper zijn, iemand die hoofdpersoon bijstaat bij het oplossen van het probleem. 

- Maar bijfiguren kunnen ook een tegenstander zijn. 

Mondeling: leg uit waarom iemand de hoofdpersoon is. Bij een bijpersoon moet je kunnen uitleggen wat zijn/haar relatie is met de hoofdpersoon. 

Slide 7 - Slide

Beoordelingswoorden
Leeservaring
Realistisch 
Boodschap of levensopvatting
Spannend - saai
Realistisch - onrealistisch 
Goed - slecht 
Begrijpelijk - onbegrijpelijk
Geloofwaardig - ongeloofwaardig
Sociaal - asociaal 
Laat me meeleven - zegt me niets 
Overtuigend - niet overtuigend 
Keur ik af - keur ik goed
Apart - gewoon
Levensecht - bedacht 
Lomp - beleefd
Geheimzinnig - helder
Herkenbaar - niet herkenbaar 
Een goed voorbeeld - Een slecht voorbeeld
Ontroerend - doet me niets
Ongelofelijk - kan het voorstellen
Belangrijk - onbelangrijk 

Slide 8 - Slide

Vertelperspectief
  • Ik-vertelperspectief 
Je beleeft de gebeurtenissen vanuit de hoofpersoon. Je leest letterlijk: 'ik'. 
  • Hij/zij vertelperspectief 
Je beleeft de gebeurtenissen vanuit de hoofdpersoon, maar er wordt in de 'hij' of 'zij' vorm gesproken.
  • Alwetende verteller 
Weet alles van alle personages. Geeft soms ook commentaar op het verhaal. 
  • Wisselend (meervoudig) perspectief 
Verschillende personages wisselen elkaar af. Vertelperspectief kan dan ook wisselen. 

Slide 9 - Slide

Blok 2: literaire begrippen
- Setting en sfeer
- Tijd en ruimte
- Chronologische volgorde: terugverwijzing en vooruitwijzing
- Niet-chronologische volgorde: flashbacks
- Vertelde tijd, verteltijd en verteltempo
- Spanning: door opbouw of gebeurtenis

Slide 10 - Slide

Setting en sfeer
'Vibe' van het boek

1. Tijd 
- Noemen van jaartal
- Voorkomen van historische figuren/gebeurtenissen 
- Tijdloos: voor alle mensen van alle tijd

2. Ruimte
- Alles wat te maken heeft met plaatsen 
- Binnen, buiten, kamer, kast, bestaat of niet bestaand
- Weer, geuren, seizoen 

Slide 11 - Slide

Tijd
1. Chronologische volgorde 

Het verhaal wordt verteld in de volgorde waarin ze gebeurd zijn. 
- Terugverwijzing

Een personage verwijst (kort) naar iets wat eerder gebeurde. 

- Vooruitwijzing

Een mededeling over iets wat later gaat gebeuren (gedachte van een persoon)
2. Niet-chronologische volgorde

Het verhaal wordt verteld in een andere volgorde dan waarin ze gebeurd zijn
Flashbacks

Verhaal wordt onderbroken en gaat terug naar het 'verleden'. Dit is een langer stuk dan slechts een terugverwijzing!

Slide 12 - Slide

Verteltijd en vertelde tijd 
Vertelde tijd = de tijd die in een verhaal voorbij gaat. 
- Dag benoemen, aantal jaar benoemen, tijd benoemen. 
- Verschilt per boek (soms jaren, soms dagen)

Verteltijd = de tijd die nodig is om het verhaal te lezen
- Uitdrukken in bladzijdes of aantal woorden

Slide 13 - Slide

Verteltempo

Slide 14 - Slide

Spanning
= zorgt ervoor dat je een verhaal wilt lezen/afmaken. 

Techniek 1: gebeurtenissen in een verhaal 
- De hoofdpersoon bevindt zich in een bedreigende situatie en gevaarlijke omgeving
- Het verhaal krijgt een onverwachte wending
- Er is een cliffhanger: een onderbreking van het verhaal op een spannend moment

Slide 15 - Slide

Spanning
 Techniek 2: opbouw van het verhaal

- Het bevat open plekken. Je krijgt veel vraagtekens bij het verhaal en wilt daarom verder lezen om het antwoord te achterhalen. 
- De schrijver wekt bepaalde vermoedens op. Je moet verder lezen om te beslissen of deze vermoedens kloppen. 
- Uitstel: De ontknoping van het verhaal laat op zich wachten
- Informatiesprong: de lezer weet iets wat de hoofdpersoon nog niet weet

Slide 16 - Slide

Blok 3: literaire begrippen
- Verhaalopbouw
- Verhaalbegin 
- Verhaaleinde
- Thema en moraal
- Recensie

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Verhaalbegin
1. Inleidend begin
- Het boek begint bij het 'begin': vertelt wat over de personages en de situatie waarin ze zitten

2. Midden in gebeurtenis(sen)
- Valt met de deur in huis: er is geen inleiding en pas na een tijdje weet je wie de personages zijn en wat er exact is gebeurd

3. Proloog
- Een apart hoofdstuk voordat het eerste hoofdstuk begint. Vertelt vaak iets over de afloop voor extra spanning. 

Slide 19 - Slide

Verhaaleinde
1. Gesloten einde
- Alle vragen die het boek had opgeroepen zijn beantwoord (duidelijk einde)

2. Open einde
- Afloop wordt niet verteld en een paar vragen zijn niet beantwoord (geen duidelijk einde)

3. Epiloog
- Hoofdstuk na het laatste hoofdstuk: sluit vaak aan bij proloog en is vaak een aantal jaar later

Slide 20 - Slide

Moraal
In een verhaal kun je soms ook een wijze les ontdekken, een moraal. De schrijver wil dan met het verhaal iets zeggen over wat goed of fout is en hoe mensen zouden moeten leven.

 
Een voorbeeld van een moraal is: problemen bespreken is beter dan erover zwijgen.

Slide 21 - Slide

Thema
Het hoofdonderwerp van het verhaal noem je het thema. Het thema moet het verhaal samenvatten:
- familie
- liefde
- eenzaamheid
- opgroeien
- dood
- identiteit ontdekken

Slide 22 - Slide

Recensie
- Een recensie is een (kritische) bespreking van een boek. 

- Je kan door middel van het schrijven van een recensie, waarin je eigen mening en de inhoud van het verhaal aan bod komen, aantonen dat je het boek hebt gelezen en begrepen.

Slide 23 - Slide

Zelfstandig werken / verlengde instructie
Wat
Van minimaal 1 boek moet je alle literaire begrippen van blok 1 tot 3 koppelen en bij mij inleveren


Hoe
Leesboek, laptop/schrift
Hulp
Zelfstandig of uitleg (bij mij)
Tijd
25 minuten
Klaar?
Volgende boek koppelen!

Slide 24 - Slide