anesthesie en longfunctie onderzoek

Anesthesie
Boek chirurgie hoofdstuk 2.1
1 / 37
next
Slide 1: Slide
AFPMBOStudiejaar 2

This lesson contains 37 slides, with text slides and 8 videos.

time-iconLesson duration is: 300 min

Items in this lesson

Anesthesie
Boek chirurgie hoofdstuk 2.1

Slide 1 - Slide

Operatiekamer
  • operatietafel en anesthesie apparatuur
  • alleen de mensen die nodig zijn
  • patiënt in juiste houding: inleiden bij voorkeur op ok
  • operatie assistent als 1e steriel
  • chirurg en 1e assistent aan tafel
  • operatie gebied steriel
  • ligeren: afbinden
  • coaguleren: dicht branden
  • omloop: geeft spullen aan, telt gazen en instrumenten

Slide 2 - Slide

Verkoeverkamer
  • uitleiden op ok
  • zodra wakker: mayotube verwijderen
  • check vitale functies 

Slide 3 - Slide

Intensive care
  • na langdurige operatie of peroperatieve complicaties
  • na sommige ok's standaard
  • continue controle vitale functies 

Slide 4 - Slide

Afdeling
regelmatige check vitale functies etc:
  •  pols
  • RR
  • AH
  • bewustzijn: NB delier
  • infuus
  • wond & drains
  • pijnbestrijding/pijnscore

Slide 5 - Slide

Post operatieve complicaties
korte termijn
  • longprobelemen: intubatie, niet goed door ademen
  • mictieproblemen: negatieve vochtbalans of niet voelen
  • bloeding of hematoom
  • cardiale problemen: angina pectoralis, infarct, decompensatio cordis
  • temperatuur stijging?

Slide 6 - Slide

lange termijn
  • wondinfectie: 5 dagen, vaak staphylococcus aureus of E.coli
  • trombose of embolie: activatie stolling tijdens ok en stil liggen
  • decubitis: slechte conditie, lang liggen, slechte circulatie

Slide 7 - Slide

Anesthesie
  • algehele anesthesie: narcose
  • regionale anesthesie
  1. perifere zenuwblokkade
  2. plexus anesthesie
  3. epidurale en spinale anesthesie
  • lokale anesthesie
  1. oppervlakte anesthesie
  2. infiltratie anesthesie 

Slide 8 - Slide

Algeheel
  • pijnbestrijding
  • bewustzijnsdaling
  • onderdrukking vegetatieve reflexen
  •  spierverslapping: bijvoorbeeld nodig bij laparotomie
Inleiding: preoxygenatie, intraveneus hypotonicum, intubatie

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Regionaal
Voortgeleiding van pijnprikkels wordt onderbroken voordat het CZS bereikt wordt.

Slide 11 - Slide

perifere zenuwblokkade
oberstanesthesie: de basis een zenuw wordt verdoofd

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

plexus anesthesie
zenuwplexus wordt verdoofd

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Epidurale en spinale anesthesie
  • epiduraal: anestheticum wordt buiten de dura gedeponeerd 
  • spinaal: anestheticum wordt binnen de durazak gespoten

Slide 16 - Slide

  • epiduraal duurt iets langer om in te werken, werkt alleen in het gebied waar het ingespoten is
  • spinaal werkt sneller in en werkt voor het gehele deel vanaf waar ingespoten naar beneden. (ook tafel vaak in anti Trendelenburg)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Oppervlakte anesthesie
druppelvorm/spray op bijv slijmvliezen
zalf op de huid (emla of lidocaïne zalf)
kortdurende gevoelloosheid

Slide 20 - Slide

Infiltratie anesthesie
bij kleine lokale ingrepen, vaak gecombineerd met een vaat vernauwer als adrenaline

Slide 21 - Slide

Longfunctie onderzoek
spirometrisch onderzoek

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Spirometrisch onderzoek
Hoe?
- Blazen op een apparaat (spirometer)
- Neus afgeknepen (alle lucht komt dus vanuit de mond richting het apparaat)
- NB: Een longfunctieonderzoek kan door het vaak erg diep en krachtig moeten in- en uitademen erg vermoeiend zijn voor patiënten.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Wat?
- Expiratoire piekstroom (PEF)
- Maximale luchtstroomsnelheid als iemand na een maximale inademing zo snel en krachtig mogelijk uitademt
- PEF wordt binnen 0,1 seconde bereikt
- Wordt uitgedrukt in L/Min
- Zegt iets over doorgankelijkheid van de grote vertakkingen van bronchiën, niet over kleinere vertakkingen
- Door kans op grote verschillen door andere uitvoering/meetapparaat bij voorkeur altijd door zelfde persoon met zelfde apparaat de meting uitvoeren

Slide 28 - Slide

- Vitale capaciteit (VC)
- Hoeveelheid lucht die na maximale uitademing weer kan worden ingeademd
- Lage VC kan wijzen op restrictieve aandoening (kleinere longinhoud, verminderde bewegelijkheid van de thorax) of obstructieve aandoening (vernauwing van luchtwegen)
- Geforceerde expiratoire één-seconde-waarde (FEV1)
- Volume wat wordt uitgeblazen in de eerste seconde van een maximaal krachtige uitademing na een maximale inademing
- Langere tijd dus meer lucht dan bij de PEF, hierdoor ook meting van kleinere vertakkingen (bronchioli)

Slide 29 - Slide

- Stroomvolumecurve
- De luchtstroom bij een maximale krachtige uit- en inademing in een curve.
- Vorm van de curve kan een indruk geven van de aandoening
- Curve kan veel duidelijk maken, maar vergt veel kennis en ervaring om correct te interpreteren.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Wie?
- Patiënten met longaandoeningen (meten van ernst en beloop van ziekte en effectiviteit van medicatie)
- Preoperatieve screening bij patiënten met kortademigheid
- Test van longfunctie bij bepaalde beroepen, sport, etc. (duikers, brandweermannen)
- Soms bij verdenking van longaandoening (diagnostiek)

Slide 32 - Slide

Bloedgasanalyse (Astrup)
Hoe?
- Bloedafname uit slagader (astrupbepaling)
- Meestal uit de a. radialis in de pols, soms ook de a. femoralis in de lies
- NB: De prik is vaak erg pijnlijk voor patiënt

Slide 33 - Slide

Wat?
- Ph (zuurtegraad)
(Te lage Ph? à bloed te zuur à acidose)
(Te hoge Ph? à bloed te basisch à alkalose)
- O2 (zuurstof)
- Voldoende zuurstof in het bloed?
- Te lage O2 à hypoxemie
-CO2 (kooldioxide)
- Te veel CO2? à hypercapnie (te weinig ademhaling, verstoorde gaswisseling)
- Geeft klachten als versnelde ademhaling, paradoxale ademhaling (buik gaat omhoog bij uitademen), hoofdpijn, sufheid)
- Bij hoge CO2 verzuring van het bloed à acidose
- Te weinig CO2? à Hypocapnie (Te snelle of diepe ademhaling, hyperventilatie)
- Geeft klachten als tintelende vingers, abnormale hartslag, duizeligheid, flauwvallen
- Bij lage CO2 stijging van het Ph van het bloed à alkalose


Slide 34 - Slide

- HCO3 (bicarbonaat)
- Vorm van CO2
- Belangrijk bij Ph-regulatie
- Belangrijk bij het vaststellen van type alkalose/acidose
 

Slide 35 - Slide

Uitkomsten
Respiratoire acidose
- Lage Ph + Hoge CO2 + Normale HCO3
Metabole acidose
- Lage Ph + lage/normale CO2 + Lage HCO3
Respiratoire alkalose
- Hoge Ph + Lage CO2 + normale HCO3
Metabole alkalose
- Hoge Ph + normale CO2 + hoge HCO3 

Slide 36 - Slide

Wie?
Ademhalingsproblemen. Afwijkende waarden worden vooral gezien bij:
- COPD
- Astma bronchiale
- Astma cardiale

Slide 37 - Slide