Vooronderzoek

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Werkwoordspelling

Ik weet wat tegenwoordige tijd betekent

Ja

Nee

Een beetje

Ik weet wat verleden tijd betekent

Ja

Nee

Een beetje

Ik weet wat een voltooid deelwoord is

Ja

Nee

Een beetje

Pieter speelt viool en oma maakt thee

1. Deze zin staat in de tegenwoordige tijd
2. Deze zin staat in de verleden tijd
3. Deze zin heeft een voltooid deelwoord
4. Ik heb geen idee

Ik heb Bas zijn cadeau gegeven

1. Deze zin staat in de tegenwoordige tijd
2. Deze zin staat in de verleden tijd
3. Deze zin heeft een voltooid deelwoord
4. Ik heb geen idee

Mijn tante zat lekker in de tuin.

1. Deze zin staat in de tegenwoordige tijd
2. Deze zin staat in de verleden tijd
3. Deze zin heeft een voltooid deelwoord
4. Ik heb geen idee

Als een zin in de tegenwoordige tijd staat, dan zie ik dat aan:

Als een zin in de verleden tijd staat, dan zie ik dat aan:

Als een zin een voltooid deelwoord heeft dan zie ik dat aan: