This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Welkom
Woordsoorten
Bijwoorden
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
Kun je bijwoorden herkennen, begrijpen en gebruiken.
Slide 2 - Slide
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...
Slide 3 - Open question
Wat is het bijvoeglijk naamwoord? 'Veel mensen dragen een zelfgemaakt mondkapje.'
Slide 4 - Open question
'Mondkapjes worden vaak gedragen in het openbaar vervoer.' Is 'vaak' een bijvoeglijk naamwoord?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
Bijwoord (BW)
Een bijwoord zegt meestal iets over een ander woord:
Werkwoord (Annahockeyt goed)
Bijvoeglijk naamwoord (Anna heeft een erg mooie hockeystick)
Ander bijwoord(Anna kan ook bijzonder snel rennen)
Een BW zegt NOOIT iets over een ZN (dan is het een BN)
Slide 6 - Slide
Waar iets is - de plaats
Daar staat de prullenbak.
—> Daar vertelt waar de plek van de prullenbak is en is dus een bijwoord.
Andere woorden die een plaats aangeven:
hier, er, ergens, nergens.
Slide 7 - Slide
Wanneer - de tijd
Vandaag gaan we rekenen.
—> Vandaag vertelt wanneer je gaat rekenen en is dus een bijwoord.
Het was gisteren lekker weer.
—> Gisteren vertelt jou wanneer het lekker weer was en is dus een bijwoord.
Slide 8 - Slide
Hoe-vragen
De auto rijdt hard.
—> Hoe rijdt de auto? Harden is dus een bijwoord.
Het meisje zingt mooi.
—> Hoe zingt het meisje?Mooien is dus een bijwoord.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Zo herken je een bijwoord
Een bijwoord kan van alles aangeven:
tijd (gisteren, tegenwoordig, morgen)
plaats/richting (er, nergens, overal)
reden/oorzaak (daarom, vandaar, daardoor)
vraag (hoe, waar, waardoor)
(on)zekerheid (vast, absoluut, misschien)
ontkenning (niet, nooit)
Slide 11 - Slide
Zo herken je een bijwoord
Delen van scheidbare werkwoorden (aankijken, namaken) zijn geen voorzetsel, maar een bijwoord: De docent / legt / het lijdend voorwerp / uit. (uit = bw; deel van uitleggen)
Als een bijwoordelijke bepaling uit één woord bestaat, is dat woord als woordsoort een bijwoord.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Wat is het bijwoord in deze zin?
'Dat is een bijzonder grappig filmpje!'
A
bijzonder
B
een
C
dat
D
grappig
Slide 14 - Quiz
Wat is het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord?
A
Een bijwoord zegt iets over een zn en een bijvoeglijk naamwoord niet.
B
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zn en een bijwoord niet.
C
Er is geen verschil.
D
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een bijwoord.
Slide 15 - Quiz
Bedenk een zin waarbij het bijwoord meer informatie geeft over een bijvoeglijk naamwoord.