Zelfstandig naamwoord (zn)
Bijvoorbeeld:
afspraak, beleid, opdracht, ei, student, trein, vriendschap, naaimachine, Grote Markt 1 . Je kan er de, het of een voor zetten
2. Je kan ze meestal in meervoud zetten
één afspraak, twee afspraken
3. Je kan er vaak een verkleinwoord van maken
de afspraak, het afspraakje
+ denk ook aan eigennamen: Marloes, Amsterdam, Rijksuniversiteit Leiden