uitleg schrijfdossier, leesopdrachten en spelling M3

M3
+ uitleg schrijfdossier
+ uitleg leesopdrachten/eisen boek
+ planning P1
+ aan de slag met Fictie
+ uitleg Spelling
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

M3
+ uitleg schrijfdossier
+ uitleg leesopdrachten/eisen boek
+ planning P1
+ aan de slag met Fictie
+ uitleg Spelling

Slide 1 - Slide

uitleg schrijfdossier
+ neem een mapje mee (snelhechter)
+ de geschreven opdrachten print je
+ de opdrachten stop je in je mapje
+ het mapje bewaar je in je kluisje
VOLGENDE LES: SNELHECHTER MEE!

Slide 2 - Slide

uitleg leesopdrachten
+ elke periode lees je 1 boek
+ 1 boek lezen we gezamenlijk
+ het gelezen boek koppelen we aan de theorie van Fictie
+ in de meetweek is het gekozen boek uit

Slide 3 - Slide

onderdelen P1/planning P1
+ Fictie
+ schrijfopdracht
+ ww-spelling/Spelling
+ Woordenschat
+ leesboek lezen

Slide 4 - Slide

uitleg pv tt/vt
+ een persoonsvorm is een vorm van een werkwoord
+ een werkwoord is iets wat je doet
+ een persoonsvorm kan in de tt (tegenwoordige tijd) en vt (verleden tijd voorkomen)

Slide 5 - Slide

uitleg pv tt/vt
+ In de tegenwoordige tijd (tt) gebruik je stam + -t, maar alleen bij hij/zij/jij/u
+ In de verleden tijd maak je gebruik van 't kofschip
(kfschp)
+ zorg ervoor dat je weet wat het onderwerp is

Slide 6 - Slide


De jongen geloof... zijn ogen niet!
A
gelooft
B
geloofd
C
geloofdt
D
gelooftd

Slide 7 - Quiz


Hij gedraag... zich erg onfatsoenlijk.
A
gedraagt
B
gedraagd
C
gedraagdt
D
gedraagtd

Slide 8 - Quiz


Zij red... vorige week de kat uit de boom.
A
red
B
redt
C
redde
D
rede

Slide 9 - Quiz


Ik vind... jouw vader niet zo aardig.
A
vind
B
vindt
C
vint
D
vindd

Slide 10 - Quiz


Jouw vader vind... mij ook niet zo aardig.
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vindd

Slide 11 - Quiz

infinitief
+ het infinitief is een moeilijk woord voor wij-vorm
+ de wij-vorm is ook een vorm van een werkwoord
+ een werkwoord is iets wat je kunt doen

+ het infinitief staat in het woordenboek 
lig = liggen

Slide 12 - Slide

samengestelde zinnen
+ enkelvoudige zinnen hebben 1 pv
+ samengestelde zinnen hebben meer dan 1 pv
+ je herkent samengestelde zinnen aan een komma en/of aan een voegwoord

Larry's familie ging naar de dierentuin, maar ze vonden het niet leuk.

Slide 13 - Slide

Engelse ww
+ werkwoorden uit het Engels vervoeg je op dezelfde manier als in het Nederlands
+ de spelling wijkt soms af van de Nederlandse schrijfwijze
+ als het niet meer 'leesbaar' is, dan hanteer je de Engelse schrijfwijze
+ maak paragraaf 1.4 en 2.4

Slide 14 - Slide

bijvoeglijk naamwoord (bn)
+ een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zn
+ het is vaak een eigenschap of kenmerk
+ mooie/lieve/sterke

Slide 15 - Slide

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
+ een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan dat het om een stof gaat
+ 'oude' stoffen schrijf je met een -n (koperen, gouden, zilveren e.d.)
+ nieuwe stoffen zonder -n (polyester)

Slide 16 - Slide

wel of geen -e?
+ WEL: mooie, lieve, fijne etc.
+ NIET: mooie meisje, lieve meisje, fijne meisje
REGEL: Als er een verkleinwoord achter staat, gebruik je
 GEEN -e!

Slide 17 - Slide

bijvoeglijk gebruikt vtd
+ een voltooid deelwoord is al geweest
+ je herkent het aan ge-/be-/ver-
+ als het iets zegt over een zn, dan is het een bn
+ normaal gesproken is het dan een kenmerk of eigenschap
+ nu is het een vtd, schrijf het zo kort mogelijk!
Ik heb in de loop der jaren veel onzin verzameld.
De verzamelde onzin.

Slide 18 - Slide

aan de slag
+ maak paragraaf 1.4
+ maak paragraaf 2.4

Slide 19 - Slide