Oefentoets h2

Oefentoets h2
1 / 24
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefentoets h2

Slide 1 - Slide

Bekijk het lijndiagram. Lilly zit in loonschaal 6, stap 2. Merel zit in loonschaal 5, stap 6.
Wie van beiden heeft een hogere functie?


Slide 2 - Open question

Bekijk het lijndiagram nog eens. De lonen in de loonschaal zijn de maandlonen bij een baan van 40 uur per week. Merel zit in loonschaal 5, stap 6. Ze werkt 16 uur per week.
Hoeveel verdient ze per maand? Geef de berekening.

Slide 3 - Open question

Maya heeft een maandloon van € 1.600. Lars heeft een maandloon van € 1.950. In juni krijgen ze hun vakantiegeld.
Wie van beiden krijgt het meeste vakantiegeld

A
Lars
B
Maya
C
Ze krijgen beiden evenveel.

Slide 4 - Quiz

Noah werkt als kok in een restaurant. Hij heeft verschillende inkomsten door zijn werk.
Welke van de volgende inkomsten is loon in natura?
A
De reiskostenvergoeding
B
Gratis maaltijden in het restaurant
C
Zijn maandloon

Slide 5 - Quiz

Bekijk de tabel. Iemand met een volledige baan werkt vijf dagen per week. Lina (15 jaar) werkt drie dagen per week. Ze verdient het minimumjeugdloon.
Hoeveel verdient ze per week? Geef de berekening.

Slide 6 - Open question

Daan heeft een vakantiehuis. Hij laat zijn vakantiehuis ook door anderen gebruiken. Zij moeten hem daarvoor betalen. Hij geeft dat geld niet uit, maar laat het op een spaarrekening staan.
Welke twee inkomsten uit bezit heeft hij?

A
Huur en pacht
B
Huur en rente
C
Pacht en rente

Slide 7 - Quiz

Sophie zet regelmatig geld op haar spaarrekening. Ze neemt geen geld op van haar spaarrekening.
Welk gevolg heeft dit voor de rente als het rentepercentage gelijk blijft?

A
Ze krijgt elk jaar dezelfde rente.
B
Ze krijgt elk jaar meer rente.
C
Ze krijgt elk jaar minder rente.

Slide 8 - Quiz

Emma heeft € 2.000 op haar spaarrekening staan. Het rentepercentage is 2% per jaar.
Hoeveel rente krijgt ze na een jaar van de bank? Geef de berekening.

Slide 9 - Open question

Lotte koopt in februari 120 aandelen voor € 25 per aandeel. In augustus krijgt ze een winstuitkering van € 1,00 per aandeel.
Hoeveel dividend krijgt ze dan uitgekeerd? Geef de berekening.

Slide 10 - Open question

Bekijk het staafdiagram voor de koersen van Ema’s aandelen. Ema koopt begin januari 70 aandelen. In december verkoopt ze haar 60 aandelen weer.
Hoeveel koerswinst heeft ze gemaakt op deze aandelen? Geef de berekening.

Slide 11 - Open question

Bekijk het staafdiagram. Het zoontje van Leyla en Stefan is 4 jaar.
Hoeveel kinderbijslag krijgen ze voor hem per kwartaal? En hoeveel krijgen ze in een jaar? Geef de berekening.

Slide 12 - Open question

Sophie ontvangt elke maand huurtoeslag. Het inkomen van Sophie stijgt, maar de huur blijft gelijk.
Wat gebeurt er met de huurtoeslag?

A
De huurtoeslag blijft gelijk.
B
De huurtoeslag daalt.
C
De huurtoeslag stijgt.

Slide 13 - Quiz

Bekijk de tabel over de studiefinanciering. Lisa (19 jaar) zit in het tweede jaar van het mbo. Ze woont thuis bij haar ouders en ontvangt maandelijks de basisbeurs, de aanvullende beurs en de maximale lening.
Hoeveel inkomsten heeft ze hierdoor per maand? Geef de berekening.

Slide 14 - Open question

Daphne is verzekerd tegen ziektekosten. Deze verzekering kost haar € 120 premie per maand. De overheid vergoedt een deel van deze kosten. Hoe heet deze vergoeding?
A
Bijstand
B
Huurtoeslag
C
Zorgtoeslag

Slide 15 - Quiz

Lees de tekst over de financiële situatie van Ali. In deze tekst ontbreken twee woorden uit de volgende opsomming: kinderbijslag – bijstand – het sociaal minimum.
Op welke plaats passen deze woorden in de tekst? Neem de nummers 1 en 2 over en schrijf daarachter de juiste woorden.

Slide 16 - Open question

Jade verdient € 750 met haar baantje bij de supermarkt. Ze koopt van dat geld een eettafel van € 400. De rest van het geld wil ze pas later uitgeven.
Hoeveel geld gebruikt ze als spaarmiddel? Geef de berekening.

Slide 17 - Open question

Milan heeft vakantiewerk bij een pretpark. Hij verdient daar geld mee.
Hoe wordt geld gebruikt als hij zijn loon krijgt?

A
Als rekenmiddel
B
Als ruilmiddel
C
Als spaarmiddel

Slide 18 - Quiz

Samir heeft drie briefjes van 50 euro bij zich. Hij heeft dat geld opgenomen van zijn bankrekening.
Bij welk apparaat kan hij dit geld opgenomen hebben?

A
Bij een betaalautomaat
B
Bij een geldautomaat
C
Bij een oplaadpunt voor zijn chipknip

Slide 19 - Quiz

Elena haalt haar auto uit de parkeergarage. Ze stopt de parkeerkaart in de betaalautomaat. In het display leest ze dat ze € 6,20 moet betalen. Ze betaalt met haar smartphone.
Welk saldo wordt € 6,20 lager als zij betaalt?

A
Het saldo op de bankrekening van de parkeergarage
B
Het saldo op haar bankrekening
C
Het saldo op haar smartphone

Slide 20 - Quiz

Liam heeft een nieuwe jas gekocht en rekent af bij de kassa. Op het moment van afrekenen gaat het geldbedrag voor de jas van zijn bankrekening af.
Op welke manier betaalt hij de jas?

A
Met contant geld
B
Met een betaalautomaat
C
Met een geldautomaat

Slide 21 - Quiz

Jasmine staat € 1.450 in de plus op haar bankrekening. Ze koopt een nieuwe laptop voor € 2.200 en betaalt de laptop door gebruik te maken van de betaalautomaat in de elektronicawinkel.
Wat is haar banksaldo na deze betaling? En staat zij in de min of in de plus?

Slide 22 - Open question

Liam had op 1 januari een voordelig saldo van € 324 op zijn bankrekening. In de tabel staan zijn afschrijvingen en bijschrijvingen op deze rekening in de periode tussen 1 januari en 10 januari. Hoeveel geld staat er op 10 januari op zijn rekening? Laat je berekening zien.

Slide 23 - Open question

Bekijk het transactieoverzicht. Let op het saldo.
Welke betaling is het gevolg van de stand van het saldo op de bankrekening van Dalia?

Slide 24 - Open question