Herhaling h2

Herhaling H2
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling H2

Slide 1 - Slide

Bekijk het lijndiagram. Lilly zit in loonschaal 6, stap 2. Merel zit in loonschaal 5, stap 6.
Wie van beiden heeft een hogere functie?


Slide 2 - Open question

Bekijk het lijndiagram nog eens. De lonen in de loonschaal zijn de maandlonen bij een baan van 40 uur per week. Merel zit in loonschaal 5, stap 6. Ze werkt 16 uur per week.
Hoeveel verdient ze per maand? Geef de berekening.

Slide 3 - Open question

Noah werkt als kok in een restaurant. Hij heeft verschillende inkomsten door zijn werk.
Welke van de volgende inkomsten is loon in natura?
A
De reiskostenvergoeding
B
Gratis maaltijden in het restaurant
C
Zijn maandloon

Slide 4 - Quiz

Sophie zet regelmatig geld op haar spaarrekening. Ze neemt geen geld op van haar spaarrekening.
Welk gevolg heeft dit voor de rente als het rentepercentage gelijk blijft?

A
Ze krijgt elk jaar dezelfde rente.
B
Ze krijgt elk jaar meer rente.
C
Ze krijgt elk jaar minder rente.

Slide 5 - Quiz

Emma heeft € 2.000 op haar spaarrekening staan. Het rentepercentage is 2% per jaar.
Hoeveel rente krijgt ze na een jaar van de bank? Geef de berekening.

Slide 6 - Open question

Lotte koopt in februari 120 aandelen voor € 25 per aandeel. In augustus krijgt ze een winstuitkering van € 1,00 per aandeel.
Hoeveel dividend krijgt ze dan uitgekeerd? Geef de berekening.

Slide 7 - Open question

Bekijk het staafdiagram. Het zoontje van Leyla en Stefan is 4 jaar.
Hoeveel kinderbijslag krijgen ze voor hem per kwartaal? En hoeveel krijgen ze in een jaar? Geef de berekening.

Slide 8 - Open question

Sophie ontvangt elke maand huurtoeslag. Het inkomen van Sophie stijgt, maar de huur blijft gelijk.
Wat gebeurt er met de huurtoeslag?

A
De huurtoeslag blijft gelijk.
B
De huurtoeslag daalt.
C
De huurtoeslag stijgt.

Slide 9 - Quiz

Lees de tekst over de financiële situatie van Ali. In deze tekst ontbreken twee woorden uit de volgende opsomming: kinderbijslag – bijstand – het sociaal minimum.
Op welke plaats passen deze woorden in de tekst? Neem de nummers 1 en 2 over en schrijf daarachter de juiste woorden.

Slide 10 - Open question

Milan heeft vakantiewerk bij een pretpark. Hij verdient daar geld mee.
Hoe wordt geld gebruikt als hij zijn loon krijgt?

A
Als rekenmiddel
B
Als ruilmiddel
C
Als spaarmiddel

Slide 11 - Quiz

Elena haalt haar auto uit de parkeergarage. Ze stopt de parkeerkaart in de betaalautomaat. In het display leest ze dat ze € 6,20 moet betalen. Ze betaalt met haar smartphone.
Welk saldo wordt € 6,20 lager als zij betaalt?

A
Het saldo op de bankrekening van de parkeergarage
B
Het saldo op haar bankrekening
C
Het saldo op haar smartphone

Slide 12 - Quiz

Liam heeft een nieuwe jas gekocht en rekent af bij de kassa. Op het moment van afrekenen gaat het geldbedrag voor de jas van zijn bankrekening af.
Op welke manier betaalt hij de jas?

A
Met contant geld
B
Met een betaalautomaat
C
Met een geldautomaat

Slide 13 - Quiz

Jasmine staat € 1.450 in de plus op haar bankrekening. Ze koopt een nieuwe laptop voor € 2.200 en betaalt de laptop door gebruik te maken van de betaalautomaat in de elektronicawinkel.
Wat is haar banksaldo na deze betaling? En staat zij in de min of in de plus?

Slide 14 - Open question

Liam had op 1 januari een voordelig saldo van € 324 op zijn bankrekening. In de tabel staan zijn afschrijvingen en bijschrijvingen op deze rekening in de periode tussen 1 januari en 10 januari. Hoeveel geld staat er op 10 januari op zijn rekening? Laat je berekening zien.

Slide 15 - Open question

Bekijk het transactieoverzicht. Let op het saldo.
Welke betaling is het gevolg van de stand van het saldo op de bankrekening van Dalia?

Slide 16 - Open question