4.03 Gedicht

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op blz. 196 met je schrift.



Slide 2 - Slide

2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

Als er staat leg je antwoord uit, doe je dat. 




Slide 3 - Slide

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les; 
- kun je rijmschema's en rijmsoorten in een gedicht herkennen.

Slide 4 - Slide

Verdiept arrangement:
Namen lln. 

Huiswerk noteren + maken:
Les: 4.3
blz.: 196 t/m 198
opdr.: 6

Slide 5 - Slide

Mini-check
Quiz mee

Slide 6 - Slide

Een gedicht moet altijd rijmen, anders is het geen gedicht.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Heeft dit gedicht een gepaard
of een gekruist rijm?
A
Gepaard
B
Gekruist
C
Omarmend

Slide 8 - Quiz

gedicht
In welk voorbeeld komt er geen rijm voor?
A
school-viool
B
som-kom
C
verdriet- parkiet
D
plot-plat

Slide 9 - Quiz

Wie maakt wat:
Iedereen doet mee met de instructie:
les 4.3, opdr. 6 blz. 197 t/m 198.

De rest doet mee met de instructie.

Slide 10 - Slide

4. Instructie

Slide 11 - Slide

Gedichten wel/niet op rijm

Gedichten hoeven niet te rijmen. Een gedicht dat niet rijmt noem je ‘blank vers’.


 Als een gedicht wel rijmt, heb je te maken met een rijmschema. Je ziet dan welke zinnen steeds op elkaar rijmen.




Slide 12 - Slide

Rijm in gedichten
Een dichter kan op verschillende manieren woorden in een gedicht laten rijmen. Rijmende woorden die in dezelfde regel staan, noem je binnenrijm. Rijmende woorden aan het eind van regels noem je eindrijm
Als eindrijm een bepaald patroon heeft, noem je dat een rijmschema.

Slide 13 - Slide

Rijmschema's

Slide 14 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lees en maak les 4.3 blz. 196 t/m 198, opdr. 6.

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
namen lln... kom aan de instructietafel zitten. 

Slide 15 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt zelfstandig, in stilte:
V, B, I: Lees en maak les 4.3 blz. 196 t/m 198, opdr. 6.

Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig. 
2. Huiswerk ander vak afmaken. 
3. Leren toets / lezen / woordzoeker. 
timer
30:00

Slide 16 - Slide

7. Evaluatie
- Zelfstandig leren; werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
 
Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee! 




Slide 17 - Slide

Afsluiting
Ruim je boek en schrift van NE op.

Volgende lesuur: ....................

Slide 18 - Slide

Wat voor soort rijm is dit?
A
Gepaard rijm (aabb)
B
Gekruist rijm (abab)
C
Omarmend rijm (abba)

Slide 19 - Quiz

Welke rijm is dit?

A
gepaard rijm
B
omarmend rijm
C
slagrijm
D
gekruist rijm

Slide 20 - Quiz

Ik kan de verschillende rijmschema's herkennen en benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll