Blok 4 Gedicht

Gedicht
 





Fictie Blok 4
Gedicht 4.2
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Gedicht
 





Fictie Blok 4
Gedicht 4.2

Slide 1 - Slide

lesdoel

* Je kunt de rijmsoorten in een gedicht herkennen
* Je kunt het rijmschema benoemen
* Je weet hoe een gedicht zonder rijm wordt genoemd

Slide 2 - Slide

Theorie rijm in gedichten

Rijmende woorden die in dezelfde regel staan, noem je binnenrijm. 




Rijmende woorden aan het eind van regels noem je eindrijm.







Slide 3 - Slide

Theorie rijm in gedichten
Als eindrijm een bepaald patroon heeft, noem je dat een rijmschema:

Gepaard rijm: telkens twee regels rijmen op elkaar (a-a-b-b).
Gekruist rijm: de regels rijmen om en om op elkaar (a-b-a-b).

Omarmend rijm: regel 1 en 4 rijmen op elkaar, daartussen rijmen regel 2 en 3 op elkaar (a-b-b-a).

Een gedicht zonder rijm wordt een rijmloos gedicht genoemd.



Slide 4 - Slide

Gekruist rijm
Laatst vroeg ik aan een hommel: A
'waar gaat gij heen met spoed?'   B
ze zei: 'ik ga naar Zaltbommel,'      A
ik dacht: 'wat rijmt dat goed'         B
toen riep een tweede hommel:     A
'en ik moet naar het Gooi',               C
ik dacht: 'wel-voor-de-drommel     A
ook dát rijmt wederom mooi.'        C

uit: 'Dan heb je geluk' van Toon Hermans (1916-2000)


Slide 5 - Slide

Omarmend rijm

Hij kon geen orde houden en je moest                      A
als klas daarvan nu eenmaal profiteren.                    B
De propjes vlogen suizend naar zijn kleren.              B
Hij hield zich meestal kalm al was hij woest.            A

Slide 6 - Slide

Gepaard rijm

Het is een mooi verhaal, en waar.           A
Ik ga het u vertellen, luister maar.          A
Het is avond, en al laat                              B
Als Keizer Karel slapen gaat.                    B

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Vragen?

Slide 10 - Slide

Woordgedicht
-Bij een woordgedicht schrijf je een woord verticaal aan de linkerkant van de bladzijde.
-Elke letter op een volgende regel. Daarna vul je deze letters aan met wat er in je opkomt als je denkt aan dat beginwoord.
-Een woord, een kort zinnetje of een paar woorden die met dezelfde letter beginnen. 
-Het woordgedicht hoeft niet te rijmen. Het kan bestaan uit losse woorden of uit woorden die een doorlopende zin vormen.

Slide 11 - Slide

Gedicht
Maak een gedicht!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide