M3 - fictie H1 t/m 3

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

M3

Fictie H1-2-3

H1

Genres

Wat is een genre?
Noem er een voorbeeld bij.

Een genre is een soort verhaal, bijvoorbeeld een thriller.

In welk rijtje staat een onjuist genre ?

1. avonturenroman - western - fantasy
2. horror - liefdesroman - historische roman
3. sportverhaal - psychologische roman - science fiction
4. young adult - biografie - kookboek

Waar kun je een genre NIET aan herkennen?

1. Aan de relaties tussen de personages.
2. Aan de situaties die worden beschreven.
3. Aan de karaktereigenschappen van de hoofdpersoon.
4. Aan het onderwerp van het verhaal.

Hoe weet je dat een boek een psychologische roman is?

In een psychologische roman gaat het om 

H2

personages 

soorten argumenten

Hoe weet je dat een personage de hoofdpersoon is? Noem drie dingen.

1. Van hem/haar lees je de gedachten en gevoelens

2. Je weet wat zijn/haar karaktereigenschappen zijn

3. Ze maken bijna altijd een ontwikkeling door

De hoofdpersoon is meestal een round character.
Bijpersonen zijn bijna altijd een

1. flat character
2. square character
3. triangular character
4. unimportant character

Je mening over een boek kun je toelichten met drie verschillende argumenten. Welke hoort er NIET bij?

1. emotief argument
2. fictief argument
3. realistisch argument
4. moreel argument

emotief argument

realistisch argument

moreel argument

Vind je het verhaal geloofwaardig? Waarom?

Grijpt het verhaal je aan en/of leef je mee met de hoofdperoon? Waarom?

Ben je het eens met de overtuigingen en ideeën in het boek? Waarom?

H3

vertelstandpunt

chronologisch of niet chronologisch

Welk vertelstandpunt
hoort er niet bij?

1. vertelstandpunt eerste persoon
2. vertelstandpunt tweede persoon
3. vertelstandpunt derde persoon
4. wisselend perspectief

Wat is het verschil tussen het vertelstandpunt eerste persoon en vertelstandpunt derde persoon?

Bij de eerste persoon is de hoofdpersoon de ik-figuur. De 'ik' vertelt het verhaal. Bij de derde persoon wordt er óver de hoofdpersoon verteld. Je ziet dat aan woorden als hij/zij/(naam), etc. 

Wat is chronologie?

1. Gebeurtenissen in normale volgorde van tijd.
2. Gebeurtenissen in volgorde van plaats.
3. Gebeurtenissen in volgorde van belangrijkheid.
4. Gebeurtenissen in wisselende volgorde van tijd.

Hoe noem je het als er in het boek wordt teruggeblikt op gebeurtenissen uit het verleden?

1. Flashforwards
2. Flashbacks
3. Flashlights
4. Flashmobs

Welke zin is op jou
van toepassing?

1. Ik beheers de theorie goed, hoef alleen nog maar te oefenen.
2. Ik beheers de theorie niet goed en moet veel leren en oefenen.
3. Ik beheers de theorie redelijk, maar moet wel leren en oefenen.
4. Ik ben geschrokken van het resultaat en moet hard aan de slag.