2KT Week 5 Lesson 2 (Unit 3.5 Speaking/plurals)

Week 5: lesson 2
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Week 5: lesson 2

Slide 1 - Slide

Homework

You needed to finish exercises A-D of Lesson 3.5 Speaking today

Slide 2 - Slide


Last lesson

You can practice your speaking skills


This lesson

You can practice your speaking skills

Taaldoel: 

Wat betekent "plurals"?

Lesson goals

Slide 3 - Slide

 Lesdoel behaald? Check it!
1. Je kunt vragen over jezelf en anderen beantwoorden
2. Je kent de woorden van les 4 (Words Lesson 4)
3. Je kan Engelse woorden in het meervoud (plural) zetten.
4.  Je kent de persoonlijke voornaamwoorden (pronouns) in het Engels en kan deze gebruiken in correcte Engelse zinnen.
(2D1: 5. Je kan zowel present simple als present continuous correct toepassen in Engelse zinnen.)

Slide 4 - Slide

Lesson plan

1.  Plurals
2D1: study Checkbook 3.10 Grammar 6 (over present simple vs present continuous)
2.  Lesson 3.5 Speaking 
3. Did we achieve our lesson goals?

Slide 5 - Slide

Hoe zet je het woord "question" in het meervoud?
A
question
B
questions
C
questionnen
D
questioned

Slide 6 - Quiz

Hoe zet je het woord "book" in het meervoud?
A
book
B
booked
C
booken
D
books

Slide 7 - Quiz

Standaardregel
Om een woord in het meervoud te zetten, zet je er  -s achter.

Bijvoorbeeld:
books, pens, eyes,chairs

Slide 8 - Slide

Hoe zet je het woord "story" in het meervoud?
A
storys
B
storyes
C
stories
D
storyen

Slide 9 - Quiz

Hoe zet je het woord "scarf" in het meervoud?
A
scarfs
B
scarfes
C
scarfen
D
scarves

Slide 10 - Quiz

Uitzonderingen
Soms veranderd de spelling van een woord

Bijvoorbeeld:
scarf>scarves
story>stories
man>men
foot>feet

Slide 11 - Slide

Was dit moeilijk?
Ga naar Checkbook 3.10 Grammar 5:

Hier vind je alle regels over meervouden. 



Slide 12 - Slide

 Lesdoel behaald? Check it!
1. Je kunt vragen over jezelf en anderen beantwoorden
2. Je kent de woorden van les 4 (Words Lesson 4)
3. Je kan Engelse woorden in het meervoud (plural) zetten.
4. Je kent de persoonlijke voornaamwoorden (pronouns) in het Engels en kan deze gebruiken in correcte Engelse zinnen.
(2D1: 5. Je kan zowel present simple als present continuous correct toepassen in Engelse zinnen.)

Slide 13 - Slide

Lesson 3.5 Speaking
Make exercise E to I

You have 15 minutes & 
you work alone


timer
15:00
Finished early?
Make J+K + "Zelf Oefenen"

Slide 14 - Slide

Check your answers & correct! 
I will show the correct answers to you now.
Correct everything, so your score is 100% and there is no more RED left!

You have 5 minutes & 
you work alone


timer
5:00
Finished early?
Work in 3.3 "Zelf Oefenen"

Slide 15 - Slide

Lesson goals:

You can practice your speaking skills

Taaldoel:


Wat betekent "plurals"?




Homework :

- Finish exercises E-I of Lesson 3.5 Speaking



Slide 16 - Slide

 Lesdoel behaald? Check it!
1. Je kunt vragen over jezelf en anderen beantwoorden
2. Je kent de woorden van les 4 (Words Lesson 4)
3. Je kan Engelse woorden in het meervoud (plural) zetten.
4.  Je kent de persoonlijke voornaamwoorden (pronouns) in het Engels en kan deze gebruiken in correcte Engelse zinnen.
(2D1: 5. Je kan zowel present simple als present continuous correct toepassen in Engelse zinnen.)

Slide 17 - Slide

Time left? Let's play Kahoot

 Enter the game PIN that I will show you now


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide