de-woorden en het-woorden
verwijswoorden
This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Ik weet of een woord een de-woord is of een het-woord
Ik kan de woorden deze/die/dit/dat op een juiste manier gebruiken
Vaak weet je wel of een woord een de-woord is of een het-woord.
Weet je het niet zeker, dan kun je het opzoeken in een woordenboek.
Gebruik: deze, die
de woning: deze woning
de koning: die koning
Gebruik: dit, dat
het boek: dit boek
het kind: dat kind
het onderzoek: dat onderzoek
Bij samenstellingen kijk je naar het laatste woord om te bepalen of je de/het moet gebruiken.