HA2: samengestelde zinnen

Grammatica
Samengestelde zinnen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica
Samengestelde zinnen

Slide 1 - Slide

Kijk eens naar de volgende zinnen:


Peter zit met een colaatje in de tuin.

Mijn moeder doet boodschappen, daarna gaat ze naar de kapper.

Waarom moeten wij altijd ons huiswerk maken?


Slide 2 - Slide

Tel het aantal persoonsvormen:


Peter zit met een colaatje in de tuin.

Mijn moeder doet boodschappen, daarna gaat ze naar de kapper.

Waarom moeten wij altijd ons huiswerk maken?

Slide 3 - Slide

enkelvoudige en samengestelde zinnen

enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm


samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm

Slide 4 - Slide

even oefenen

Slide 5 - Slide

Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met 6 kinderen
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 6 - Quiz

Zes studerende kinderen kunnen een behoorlijke kostenpost vormen voor hun ouders
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 7 - Quiz

In een samengestelde zin staan altijd 2 persoonsvormen
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

In een enkelvoudige zin staat maar 1 persoonsvorm
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Hoofdzin


- onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen

- de persoonsvorm staat voorin de zin; het is het eerste of tweede zinsdeel

Slide 10 - Slide

Bijzin


- het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar. Je kunt er andere zinsdelen tussen zetten

- de persoonsvorm staat vaak achter in de zin

Slide 11 - Slide

Samengevat
Hoofdzin:
Pv en ow naast elkaar
Pv staat vooraan

Bijzin:
Pv en ow niet naast elkaar
Pv staat achteraan.

Slide 12 - Slide

Even oefenen

Slide 13 - Slide

Skatend op het schoolplein kwam Henry ten val.
A
1x HZ
B
2x HZ
C
BZ + HZ
D
HZ + BZ

Slide 14 - Quiz

Wat heb je hier?

Hij mag altijd eerst, tenzij hij voetbaltraining heeft.

A
HZ + BZ
B
BZ + HZ

Slide 15 - Quiz

Wat heb je hier?

In het nieuwe restaurant stond de ober al op ons te wachten en hij begroette ons hartelijk.

A
HZ + BZ
B
BZ + HZ
C
HZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 16 - Quiz

Toen ze genoeg getraind had, liep ze de marathon.
Wat is de bijzin?
A
Toen ze genoeg getraind had.
B
liep ze de marathon

Slide 17 - Quiz

Ze vond dat ze een goede tijd had neergezet.
Wat is de bijzin?
A
Ze vond
B
Ze vond dat
C
dat ze een goede tijd had neergezet.

Slide 18 - Quiz

Lees de volgende zin. Het gedeelte tussen haakjes is een:

Als je dat nog een keer zegt, ( word ik boos ).
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 19 - Quiz

Evaluatie

Slide 20 - Slide

Wat is het verschil tussen een HZ en BZ?

Slide 21 - Open question

Wat vind je nog lastig?

Slide 22 - Open question