werkwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.
Het meisje met het lange haar heeft gisteren een hondje gekregen.
pv= lv =
wwg = mv=
strepen zetten bwb=
o =
ww =
zn =
bn =
vz =
De vreemde man geeft de buurvrouw een pakket
blz 121
14, 16, 17, 18 en 19
werkwoord lidwoorden
persoonlijk voornaamwoord
medipladina
mensen, dieren, planten, dingen, namen
man kat eikenboom deur Enschede
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
mooie
grote
Amsterdamse
lelijke
Voorzetsels zijn de zogenaamde ‘kast’- en ‘feest’-woorden.
Je kunt ze ofwel vóór ‘de kast’ zetten, ofwel voor ‘het feest’. Voorbeelden: In de kast, op de kast, tijdens het feest, na het feest.
Ik sta bij een stoplicht.
Het muntje ligt tussen de bank.