di 9-2-21 Werkwoordspelling

1 / 28
next
Slide 1: Video
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

(vieren) Op welke dag _____ jij vorig jaar je verjaardag?

Slide 2 - Open question

(vinden) Wat _____ je hiervan?

Slide 3 - Open question

(merken) Toen _____ Tobias dat hij een lekke band had.

Slide 4 - Open question

(vinden) _____ je moeder het een goed plan?

Slide 5 - Open question

(landen) Het vliegtuig _____ tien minuten geleden.

Slide 6 - Open question

(wensen) Zojuist _____ Nabil mij nog veel succes.

Slide 7 - Open question

(praten) Lotte en Kim _____ daarnet ook al door de les.

Slide 8 - Open question

(antwoorden) Op zulke vragen _____ ik liever niet.

Slide 9 - Open question

(beloven) Hij _____ toen dat hij het zou doen.

Slide 10 - Open question

(verrassen) Eergisteren _____ hij mij met dit cadeau.

Slide 11 - Open question

(raden) De vorige keer _____ Anna het meteen.

Slide 12 - Open question

(lachen) We _____ gisteravond allemaal om zijn grappen.

Slide 13 - Open question

(verbeteren) Hij _____ de fouten met een rode pen.

Slide 14 - Open question

(nodigen) Vorig jaar _____ jullie iedereen uit.

Slide 15 - Open question

(kosten) Weet je wat een brood in die tijd _____ ?

Slide 16 - Open question

(rijden) _____ je met mij mee naar school?

Slide 17 - Open question

(stoppen) Vorig jaar _____ we in de vakantie vaak bij een wegrestaurant.

Slide 18 - Open question

(proberen) Jip _____ altijd op tijd te komen.

Slide 19 - Open question

(worden) _____ het stadhuis verbouwd?

Slide 20 - Open question

(zetten) Gisteren _____ Rob en Bart hun fiets daar neer.

Slide 21 - Open question

(horen) Daarnet _____ hij de stem van zijn vriend achter zich.

Slide 22 - Open question

(verhuizen) Wanneer _____ Esra naar Alkmaar?

Slide 23 - Open question

(bellen) Waarom _____ hij jou gisteravond op?

Slide 24 - Open question

(stappen) Gisteren _____ Gijs en Eva in het centrum uit.

Slide 25 - Open question

(monden) De rivier _____ in zee uit.

Slide 26 - Open question

(wassen) Mijn moeder _____ de dure kopjes eergisteren af.

Slide 27 - Open question

(leven) Vroeger _____ de mensen in kleine huizen.

Slide 28 - Open question