3D - wo. 29/3/2023

3D - wo. 29 maart 2023
1.
2.  (H)  bron G: connaitre - in 4 vormen
3.  bron H: Acadiens: qui êtes-vous?
4.  bron I: Grammatica - Een vraag stellen
5.  Vergroen de maakopdrachten !
     
1 / 38
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3D - wo. 29 maart 2023
1.
2.  (H)  bron G: connaitre - in 4 vormen
3.  bron H: Acadiens: qui êtes-vous?
4.  bron I: Grammatica - Een vraag stellen
5.  Vergroen de maakopdrachten !
     

Slide 1 - Slide

Bron G

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Nederlandse voorbeelden:

1) Jij wilt eten ?                            >  bevestigende zin + ?
2) Est-ce que jij wilt eten ?     >  est-ce que + bevestigende zin + ?
3) Wil-jij eten ?                             >  1e ww-persoon rest v zin + ?

1) Jij wilt eten WAAROM ?
2) WAAROM  est-ce que jij wilt eten ?
3) WAAROM wil-jij eten ?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Vraagzinnen zonder en met
vraagwoorden
deel 1

Slide 10 - Slide

Welke van de 4 is fout?
A
Est-ce que tu chantes?
B
Tu chantes?
C
Tu est-ce que chantes?
D
Chantes-tu?

Slide 11 - Quiz

Welke van de 4 is fout?
A
Il est malade?
B
Est-ce qu'il est malade?
C
Est-il malade?
D
Il malade est?

Slide 12 - Quiz

Welke van de 4 is fout?
A
Tu manges bien?
B
Est-ce que tu manges bien?
C
Manges-tu bien?
D
Manges est-ce que tu bien?

Slide 13 - Quiz


Maak vragend op 3 manieren:
Jij eet een appel = Tu manges une pomme.

Slide 14 - Open question

Maak vragend op 3 manieren:
Hij spreekt Frans. = Il parle français.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat is fout?
A
Tu habites où?
B
Tu où habites?
C
Où est-ce que tu habites?
D
Où habites-tu?

Slide 18 - Quiz

Wat is fout?
A
Pourquoi est-ce que vous parlez français?
B
Pourquoi parlez-vous français?
C
Vous parlez français pourquoi??
D
Vous parlez pourquoi français?

Slide 19 - Quiz

Stel de vraag op 3 manieren:
Waarom eet jij een appel?
> Tu manges une pomme / pourquoi

Slide 20 - Open question

Stel de vraag op 3 manieren:
Waarom spreekt hij Frans?
> Il parle français / pourquoi

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Tu habites où?
Comment tu t'appelles?
Il pleure pourquoi?
C'est qui ton meilleur ami?
Qu'est-ce que c'est?

Ton anniversaire, c'est quand?
Tu as combien de frères?
Waar
Hoe
Waarom
Wie
Wat
Wanneer
Hoeveel

Slide 23 - Drag question

pourquoi =
A
hoe
B
wat
C
waarom
D
wanneer

Slide 24 - Quiz

qui =
A
wie
B
wat
C
waar
D
waarom

Slide 25 - Quiz

qu'est-ce que =
A
wie
B
wat
C
waar
D
waarom

Slide 26 - Quiz

quand =
A
waarom
B
waar
C
wie
D
wanneer

Slide 27 - Quiz

comment =
A
wie
B
wat
C
hoe
D
hoeveel

Slide 28 - Quiz

combien =
A
wie
B
wat
C
hoe
D
hoeveel

Slide 29 - Quiz

hoe =
A
B
pourquoi
C
quand
D
comment

Slide 30 - Quiz

wie =
A
qu'est-ce que
B
quand
C
qui
D
comment

Slide 31 - Quiz

wanneer =
A
qui
B
quand
C
combien
D
comment

Slide 32 - Quiz

waarom =
A
pourquoi
B
C
quand
D
combien

Slide 33 - Quiz

waar =
A
comment
B
combien
C
D
quand

Slide 34 - Quiz

hoeveel =
A
comment
B
quand
C
combien
D
pourquoi

Slide 35 - Quiz

Mijn vraag aan jullie: Snap je nu hoe je vragen moet stellen in het Frans? Of heb je er zelf nog een vraag over? Stel 'm vooral hier!

Slide 36 - Open question

Slide 37 - Slide

week 13: Taakwerk
maken:
- Hfd. 3: opdr. 1 t/m 33  

leren: 
- Voca  F, H
- Bron G en I

Slide 38 - Slide