4B H1 Lezen: Delen van een tekst herkennen

Herhaling theorie
Aantekening ( schrift Nederlands onderdeel lezen)
Zelfstandig aan de slag opdr 4 t/m 6
Start kijken en luisteren
Klaar? Nakijken
Mediatheek
Doel: inleiding, het middenstuk en het slot in een tekst herkennen.
Onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken.
De bedoeling van delen van teksten herkennen
Verlengde instructie: 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling theorie
Aantekening ( schrift Nederlands onderdeel lezen)
Zelfstandig aan de slag opdr 4 t/m 6
Start kijken en luisteren
Klaar? Nakijken
Mediatheek
Doel: inleiding, het middenstuk en het slot in een tekst herkennen.
Onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken.
De bedoeling van delen van teksten herkennen
Verlengde instructie: 

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 1 Lezen
Een tekst bestaat uit een inleiding een middenstuk en een slot. 
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: verschillende zaken die met het onderwerp te maken hebben
Slot: een afsluitende tekst, met bijv. een advies of een conclusie

Slide 2 - Slide

Maken
Samen opdracht 1 maken 
samen de uitleg lezen en bespreken

Slide 3 - Slide

Opdracht 2 Een inleiding
Waaraan herken je een inleiding? 
Wat is een onderwerp? 
maak opdracht 2

Slide 4 - Slide

opdracht 3 Het slot
In een slot van een tekst wordt bijvoorbeeld: 
- de hoofdgedachte genoemd;
- een advies gegeven; 
- een conclusie getrokken; 
- een korte samenvattig gegeven; 
- een toekomst verwachting gegeven;
- een vraag uit de inleiding beantwoord

Slide 5 - Slide

Maken opdracht 3
Maak deze opdracht zelfstandig. 

Slide 6 - Slide

Opdracht 4
Doel: je leert over het ONDERWERP
Dit is waar de tekst over gaat.
Een tekst is opgebouwd in alinea's. 
 
Maken opdracht 4 

Slide 7 - Slide

Lesdoel
Je  kent de begrippen inleiding, middenstuk en slot.


Slide 8 - Slide

Opdracht 5 (les 2)
Wat heb je geleerd? 
Wat is het de inleiding, het middenstuk en het slot? 
Wat is een onderwerp? 
Wat wordt bedoeld met 'oorzaak-gevolg'? 
Wat is een deelonderwerp? 

Slide 9 - Slide

Wat ga je doen?
- je oefent met de begrippen: Inleiding, middenstuk en slot;
- je krijgt uitleg over het begrip onderwerp, deelonderwerp, 'oorzaak-gevolg'
- je maakt opdracht 5 
- je maakt de online test: 
tot 70% goed = extra uitleg en oefenen
vanaf 70%  goed= oefenboek

 

Slide 10 - Slide

samenvatting Hoofdstuk 1
  • Inleiding 
  • Middenstuk
  • Slot
  • verschil tussen een feit en een mening
  • verbanden tussen delen van de tekst: 
  • oorzaak- gevolg verband/ opsomming / tijdsvolgorde
  • tekstbegrip, hoofdzaken, kernzin, hoofdgedachte, onderwerp, persoonsvorm, deelonderwerp

Slide 11 - Slide

H1: Inleiding
Een zakelijke tekst bestaat meestal uit drie delen: 
  1. een inleiding
  2. een middenstuk
  3. een slot

Slide 12 - Slide

H1: Inleiding
In de inleiding wordt genoemd: 
  • het onderwerp; 
  • de aanleiding voor het schrijven van de tekst; 
  • een voorbeeld bij het onderwerp; 
  • een leuk, kort verhaaltje; 
  • een belangrijke vraag gesteld; 
  • een mening gegeven; 
  • iets verteld over de opbouw van de tekst.

Slide 13 - Slide

H1: het middenstuk
hierin worden de verschillende zaken behandeld die met het onderwerp te maken hebben: dat zijn deelonderwerpen

Slide 14 - Slide

H1: Het slot
In het slot wordt: 
  • de hoofdgedachte genoemd; 
  • een advies gegeven; 
  • een conclusie getrokken; 
  • een korte samenvatting van de tekst gegeven; 
  • een toekomstverwachting genoemd; 
  • een vraag uit de inleiding beantwoord.

Slide 15 - Slide

feit of mening
Feit: iets waarvan je zeker weet dat het waar is. 
Mening: iets wat je ergens van vindt.

Slide 16 - Slide

verband tussen de aliea's zorgen voor samenhang
Zo begrijp je sneller waar de tekst over gaat.
  • tegenstellingen
  • opsomming
  • oorzaak-gevolg
  • tijdsvolgorde
  • samenvatting
  • vergelijking

Slide 17 - Slide

H1: Tekstbegrip
wat wordt bedoeld met tekstbegrip
  • In een paar woorden kunnen aangeven waar de tekst over gaat.
  • Eerst een tekst bekijken: kijk of er plaatjes/schema, tabellen foto bij staan, kijk naar de tussenkopjes en lees de 1e alinea en lees de bron.
  • Waar gaat een tekst over? 

Slide 18 - Slide

H.1 Hoofdzaken/ kernzin
Hoofdzaken vind je 
  • in de inleiding,
  • in het slot en 
  • in de kernzin van elke alinea;
Kernzin is meestal de eerste of de laatste zin van de alinea.
Tussenkopjes en anders gedrukte woorden helpen de hoofdzaken te vinden.

Slide 19 - Slide

H.1 Hoofdgedachte
Hoofdgedachte
  • het belangrijkste van een tekst  in 1 zin samengevat;
stel de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 20 - Slide

 H.1 persoonsvorm
Onderwerpzoek eerst de persoonsvorm in de zin: 
  • maak de zin vragend of zet hem in een andere tijd;
  • zet wie of wat voor de persoonsvorm; 
  • In een zin zit altijd maar 1 onderwerp; 
  • het onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan.

Slide 21 - Slide

H1: hoe vind je het onderwerp
  • één of meerdere woorden
  • mensen, dieren, planten of dingen doen iets
  • wie of wat vraag + persoonsvorm = onderwerp

Slide 22 - Slide

H1: persoonsvorm 
De muis loopt op straat. 
 loopt de muis op straat? 
de muis liep op straat.
de muizen lopen op straat.
Persoonsvorm: loopt

Slide 23 - Slide

oefening: onderwerp
de muis loopt op straat

wie of wat loopt?
onderwerp: de muis

de oude grijze man loopt op straat
Onderwerp: 


Slide 24 - Slide

 H.1 deelonderwerp
een tekst kan ook DEELONDERWERPEN bevatten: 
Lees de tekst globaal
verschillende delen van het onderwerpen worden besproken. 
voorbeeld: 
onderwerp is PAARDEN
deelonderwerp: paardensport
paardenrassen hoe duur is een paard
welke producten heb je nodig

Slide 25 - Slide

Wat betekent 'hoofdgedachte'?
A
Een samenvatting van de tekst
B
Het belangrijkste in enkele zinnen samengevat
C
Het belangrijkste in één zin samengevat

Slide 26 - Quiz

Wat zijn hoofdzaken in een tekst?
A
De inleiding van een tekst
B
Wat in een tekst belangrijk is
C
Het belangrijkste samengevat in één zin

Slide 27 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 28 - Quiz