This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
www.bioplek.org
Slide 8 - Link
Slide 9 - Slide
De bloedsomloop zorgt voor het transport van ...
A
Zuurstof en koolstofdioxide
B
Voedingsstoffen en afvalstoffen
C
Hormonen en antistoffen
D
Warmte en bloedcellen
Slide 10 - Quiz
Tot welk deel van de bloedsomloop behoren kransaders en kransslagaders?
A
kleine bloedsomloop
B
grote bloedsomloop
Slide 11 - Quiz
Is het hartminuutvolume van de kleine bloedsomloop gelijk aan die van de grote bloedsomloop?
A
Nee
B
Alleen in rust
C
Ja
D
Geen idee
Slide 12 - Quiz
Bij een dubbele bloedsomloop gaat een rode bloedcel van voet naar hersenen, ? keer door het hart?
A
1
B
2
C
3
D
0
Slide 13 - Quiz
Twee leerlingen doen een bewering over de dubbele bloedsomloop.
Liane: ‘Per omloop gaat het bloed twee keer door het hart.’ Jason: ‘Er stroomt alleen maar zuurstofrijk bloed door de grote bloedsomloop.’
Wie heeft/hebben gelijk?
A
Liane heeft gelijk
B
Jason heeft gelijk
C
Liane en Jason hebben gelijk
D
Liane en Jason hebben geen gelijk
Slide 14 - Quiz
Vissen hebben een enkelvoudige bloedsomloop. Zoogdieren redden het daarmee niet. Waarom niet?
A
Vissen bewegen weinig en hebben dus niet zoveel zuurstof nodig
B
Het hart van vissen pompt krachtiger, waardoor een tweede keer niet nodig is
C
Zoogdieren zijn warmbloedig en verbruiken meer energie en zuurstof
D
Zoogdieren hebben longen en geen kieuwen. Dat werkt minder efficiënt.
Slide 15 - Quiz
Tijdens een operatie is een patiënt aangesloten op een hart-longmachine. Stroomt het bloed dan door de kleine bloedsomloop? En stroomt het bloed dan door de grote bloedsomloop?
A
Alleen door de kleine bloedsomloop
B
Alleen door de grote bloedsomloop
C
Zowel door de kleine als de grote bloedsomloop
D
Geen enkele bloedsomloop
Slide 16 - Quiz
Bloedvat 1 bevat meer zuurstof dan bloedvat 2 en 3, bloedvat 2 bevat meer glucose dan bloedvat 1 en 3. Zet de bloedvaten op de juiste plek.
Lever
1
2
3
Leverslagader
Leverader
Poortader
Slide 17 - Drag question
Haarvaten
Aders
Welke kenmerken horen bij welk bloedvat?
Sleep de juiste woorden naar de bloedvaten.
Slagaders
Kleppen
Hoge bloeddruk
Liggen dieper in het lichaam
De wand is één cellaag dik
De wand is dik, stevig en elastisch
Bloed stroomt van de organen weg naar het hart toe
Voedingsstoffen en zuurstof, maar ook koolstofdioxide en andere afvalstoffen gaan erdoorheen,