Voegwoorden

Woordsoorten
1 / 16
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordsoorten

Slide 1 - Mind map

Woordsoorten (1hv)
zelfstandig naamwoord
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord
voorzetsel
bijwoord

Slide 2 - Slide

Woordsoorten (2hv)
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
koppelwerkwoord
hulpwerkwoord
telwoord

Slide 3 - Slide

Voegwoorden
Ik kan nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden  herkennen en gebruiken. 

Slide 4 - Slide

Deze les:
We herhalen een aantal woordsoorten.

Slide 5 - Slide

Beide katten van Peter lagen op zijn bed te slapen.
Benoem 'lagen'
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord
D
infinitief

Slide 6 - Quiz

Wat is 'Peter' in de volgende zin?
Beide katten van Peter lagen op zijn bed te slapen.
A
eigennaam
B
zelfstandig naamwoord
C
persoonsvorm
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quiz

Benoem 'de' in de volgende zin:
In de klas van mijn zusje zitten twee Engelse meisjes.
A
onbepaald lidwoord
B
bepaald lidwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord

Slide 8 - Quiz

Mijn wollen trui kan niet in de was.
Benoem 'wollen'.
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je een bijvoeglijk naamwoord dat gemaakt is van stof? Zoals 'wollen'?

Slide 10 - Open question

Thea's hond is heel oud.
Benoem 'oud'.
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 11 - Quiz

Dat paarse T-shirt is heel goedkoop.
Benoem 'is'.
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord
D
persoonsvorm

Slide 12 - Quiz

De buurman zal het gras gaan maaien. Benoem 'maaien'.
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord
D
persoonsvorm

Slide 13 - Quiz

Na de voetbaltraining ging hij met de fiets naar huis.
Benoem 'fiets'.
A
zelfstandig werkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
koppelwerkwoord

Slide 14 - Quiz

Tijdens het schoolfeest heeft hij haar gekust. Benoem 'heeft'.
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord
D
persoonsvorm

Slide 15 - Quiz

Nu verder
Ik heb een oefentoets klaargezet met woordsoorten die je al moet kennen. Maak deze toets. 

Je moet de toets vandaag of morgen maken (dus 23 of 24 juni)

Slide 16 - Slide