Hoewel maar ongeveer 10% van onze hersencellen neuronen zijn (de andere 90% zijn gliacellen, zie kennisblok 3), wil dat zeker niet zeggen dat we maar 10% van ons brein gebruiken (zeker niet omdat, gliacellen nooit signaaloverdracht kunnen overnemen: al je gliacellen 'gebruiken'kan dus niet leiden tot een 10x zo grote breincapaciteit). In fMRI-studies is keer op keer aangetoond dat er op elk moment véél meer dan 10% van het brein gelijktijdig geactiveerd wordt. Elk neuron in ons brein is eigenlijk continue actief (denk aan de natrium-kaliumpomp, kennisblok 4). Hersengebieden zijn met elkaar verbonden en werken met elkaar samen. Bij het fietsen van school naar huis zijn gebieden actief die betrokken zijn bij het aansturen van beweging, voor het horen van de omgeving, voor het zien en ruiken van de omgeving, voor je evenwicht, gebieden die het verkeer in de gaten houden en de route herinneren, et cetera. Als verbindingen in de hersenen niet worden gebruikt, sterven ze af (hoofdstuk 4). Dat betekent dat als we maar 10% van ons brein gebruiken, we binnen de kortste keren ook maar 10% over zouden hebben. Er is allang aangetoond dat dat niet het geval is. We kunnen wel altijd nieuwe dingen leren en onszelf ontwikkelen, maar dat is een kwestie van je volledige brein beter en efficiënter gebruiken.
Bron: Sandra van Aalderen, Nienke van Atteveld en Meike Grol (2015): Kijken in het brein – Mythen en Mogelijkheden. Amsterdam, Querido.