This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
2.c tekstdoelen
Slide 1 - Slide
Programma
-Nakijken + controleren huiswerk
10 min
-Herhalen tekstsoorten
10 min
-Tekstdoelen
10 min
-Oefenen
45 min
Slide 2 - Slide
Huiswerk controleren + nakijken
Open je schrift.
Ga naar Google Classroom.
In de map "Nederlands h1t" vind je een kopje met "Antwoorden".
Daarin staan de antwoorden van vorige les.
Kijk je gemaakte opdrachten na.
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?
Je weet welke verschillende tekstdoelen er zijn;
Je kan het doel van een tekst herkennen;
Je kan uitleggen waarom een tekst een bepaald doel heeft;
Je kan teksten met verschillende tekstdoelen over een bepaald onderwerp vinden of bedenken.
Slide 4 - Slide
Wat is de tekstsoort?
A
Advertentie
B
Tabel
C
Instructie
Slide 5 - Quiz
Wat is de tekstsoort?
A
nieuwsbericht
B
advertentie
C
reclametekst
D
recept
Slide 6 - Quiz
Tekstsoort?
A
Beschouwing
B
Betoog
C
Uiteenzetting
Slide 7 - Quiz
Tekstsoorten
Verhalende teksten
De schrijver wil je vermaken of tot nadenken aanzetten. Hij wil je als lezer meeslepen in het verhaal en je laten inleven in personages. Gevoelens en emoties spelen een belangrijke rol. Fantasie en fictie mogelijk.
Roman, sprookje, sciencefiction, strip, gedicht, liedje, verhaal bij kampvuur.
Informerende teksten
Gaat om feiten. Schrijver wil je betrouwbare informatie geven.
De schrijver geeft antwoord op wat hij ergens van vindt of wat hij erover kan denken. Het doel is om zijn oordeel te geven. Hij kan proberen de lezer te overtuigen van zijn mening, maar hij kan ook verkennen welke meningen er allemaal zijn of beschrijven hoe hij iets heeft ervaren.
Boekrecensie, protest, discussie, debat.
Slide 8 - Slide
Tekstdoelen
Vertelling
Delen van persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen.
gesprek, dagboek, persoonlijk verslag, blog.
Verhaal
Vermaken of tot nadenken aanzetten door een verhaal te vertellen.
kort verhaal, fabel, mop, roman, sprookje, strip.
Verslag/rapport
Een zaak of verschijnsel beschrijven en ordenen.
werkstuk, verslag, logboek.
Procedure
Instructie geven en beschrijven hoe je iets moet doen.