What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
HNE Duits Les 2 mavo 3 herhaling zwakke werkwoorden
Herzlich willkommen!
1 / 37
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
37 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herzlich willkommen!
Slide 1 - Slide
Was machen wir heute?
-kleine Wiederholung Verben (werkwoorden)
LessonUp
-Studiewijzer Brückenschlag
Slide 2 - Slide
Zwakke werkwoorden
Slide 3 - Slide
Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig
...worden volgens een vast schema vervoegd
Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor.
Slide 4 - Slide
Wat is een zwak werkwoord?
Wanneer je het werkwoord in de
verleden tijd
zet is er
geen klinkerverandering
Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak
Slide 5 - Slide
Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:
(FE)
E - ST - T - EN - T - EN
Slide 6 - Slide
Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord
de
-en
of
-n
(als er geen 'e' voor staat)
weg te laten
Voorbeelden:
machen > mach; spielen > spiel; radeln > radel
Slide 7 - Slide
Voorbeeld:
machen
(doen, maken)
(ik)
(hij)
(hij/zij/het) (wij)
(jullie)
(zij/u)
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mach
e
mach
st
mach
t
mach
en
mach
t
mach
en
Slide 8 - Slide
Hoe ziet het voltooid deelwoord eruit?
In het Nederlands is dit bij de zwakke werkwoorden vaak ge-/be- ervoor en -t/-d erachter.
In het Duits is dit
ge- + stam + -t
Bijv: machen > gemacht; spielen > gespielt.
Slide 9 - Slide
Vertaal 'hij speelt'
spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt
Slide 10 - Quiz
Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?
A
er/sie/es + wir
B
ich + wir
C
er/sie/es + ihr
D
wir + sie/Sie
Slide 11 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd
Slide 12 - Quiz
Bijzonderheden
Stam eindigt op
-d
of
-t
òf
stam eindigt op
-m
of
-n na medeklinker
:
du, er/sie/es, ihr > krijgen een
extra 'e'
(dan is het makkelijker uit te spreken)
Slide 13 - Slide
Voorbeelden
reden (= praten) >
atmen (= ademen) >
du red
e
st
er red
e
t / sie red
e
t
ihr red
e
r
du atm
e
st er atm
e
t / sie atm
e
t
ihr atm
e
t
Slide 14 - Slide
Vertaal 'jij rekent'
rechnen (= rekenen)
A
du rechnst
B
du rechnest
C
er rechnt
D
er rechnet
Slide 15 - Quiz
Vertaal 'jullie borstelen'
bürsten (= borstelen)
A
ihr bürst
B
ihr bürstet
C
ihr bürtet
D
ihr bürsten
Slide 16 - Quiz
Nog 1 klein puntje
Als de stam op een 's'-klank eindigt (bijv. s, ss, ß, z):
dan komt er bij
du
alleen een
't'
achter de stam
(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)
Slide 17 - Slide
Vertaal 'jij heet Thom'
heißen (= heten)
A
er heißt Thom
B
du heißst Thom
C
du heißt Thom
D
er heißst Thom
Slide 18 - Quiz
Vertaal 'jij danst'
tanzen (= dansen)
A
du tanzest
B
du tanzst
C
du tanzt
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Video
(tanzen)
Deine Schwester __________ sehr gut!
Slide 21 - Open question
machen
Ihr ________ fleißig Hausaufgaben
Slide 22 - Open question
antworten
Sie ___________ mir auf Deutsch.
Slide 23 - Open question
Bepaald & onbepaald lidwoord
Bepaalde lidwoorden:
de & het
Onbepaalde lidwoorden:
een & geen
Slide 24 - Slide
Bepaald & onbepaald lidwoord
Bepaalde lidwoorden:
de & het
der, die, das, die
Onbepaalde lidwoorden:
een & geen
ein(e), kein(e)
Slide 25 - Slide
(k)ein of (k)eine?
der- en das- woorden (mannelijk & onzijdig) -->
ein
of
kein
die- woorden (vrouwelijk & meervoud) -->
eine
of
keine
Slide 26 - Slide
(k)ein of (k)eine?
der- en das- woorden (mannelijk & onzijdig) -->
ein
of
kein
di
e
- woorden (vrouwelijk & meervoud) -->
ein
e
of
kein
e
Slide 27 - Slide
Kies het juiste onbepaalde lidwoord:
der Lehrer
A
ein Lehrer
B
eine Lehrer
Slide 28 - Quiz
Kies het juiste onbepaalde lidwoord:
die Eltern
A
kein Eltern
B
keine Eltern
Slide 29 - Quiz
Kies het juiste onbepaalde lidwoord:
das Heft
A
ein Heft
B
eine Heft
Slide 30 - Quiz
Kies het juiste onbepaalde lidwoord:
der Löffel
A
kein Löffel
B
keine Löffel
Slide 31 - Quiz
Kies het juiste onbepaalde lidwoord:
die Cola
A
ein Cola
B
eine Cola
Slide 32 - Quiz
Kies het juiste onbepaalde lidwoord:
das Essen
A
kein Essen
B
keine Essen
Slide 33 - Quiz
Nu zelf: vul het juiste onbepaalde lidwoord in:
das Eis - (een) Eis
Slide 34 - Open question
die Kartoffeln - (geen) Kartoffeln
Slide 35 - Open question
der Orangensaft - (geen) Orangensaft
Slide 36 - Open question
die Tasse - (een) Tasse
Slide 37 - Open question
More lessons like this
HNE Duits m3 les 2: herhaling
August 2023
- Lesson with
54 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Neue Kontakte Kap. 4 bkgt
June 2023
- Lesson with
37 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Vwo 2 - Woche 10 - Stunde 3
March 2021
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Les 1 herhaling jaar 2, 3M
August 2023
- Lesson with
35 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
h2 p4 toetsvoorbereiding: lidwoorden, pers. en bez. vnw, werkwoorden
June 2019
- Lesson with
46 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Schwaches Verb - leerjaar 2
September 2023
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
1. Stunde Grammatik: schwache Verben
September 2022
- Lesson with
49 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Wiederholung regelmatige werkwoorden
March 2022
- Lesson with
41 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1