What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
HNE Duits m3 les 2: herhaling
1 / 54
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
54 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Herzlich willkommen M3
Donnerstag 31. August 2023
Woche 35, Sommer
Slide 2 - Slide
Was machen wir heute?
- kleine Wiederholung Verben und Possesiv Pronomen
- Hausaufgaben:
online
Brückenschlag 1 + 2
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wisst ihr die Zahlen noch?
We gaan door de klas en we tellen op. Wir fangen an mit "eins"
Slide 5 - Slide
Zwakke werkwoorden
Slide 6 - Slide
Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig
...worden volgens een vast schema vervoegd
Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor >> wie weet het nog?
Slide 7 - Slide
Wat is een zwak werkwoord?
Wanneer je het werkwoord in de
verleden tijd
zet is er
geen klinkerverandering
Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak
Slide 8 - Slide
Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:
(FE)
E - ST - T - EN - T - EN
Slide 9 - Slide
Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord
de
-en
of
-n
(als er geen 'e' voor staat)
weg te laten
Voorbeelden:
machen > mach; spielen > spiel; radeln > radel
Slide 10 - Slide
Voorbeeld:
machen
(doen, maken)
(ik)
(hij)
(hij/zij/het) (wij)
(jullie)
(zij/u)
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mach
e
mach
st
mach
t
mach
en
mach
t
mach
en
Slide 11 - Slide
Hoe ziet het voltooid deelwoord eruit?
In het Nederlands is dit bij de zwakke werkwoorden vaak ge-/be- ervoor en -t/-d erachter.
In het Duits is dit
ge- + stam + -t
Bijv: machen > gemacht; spielen > gespielt.
Slide 12 - Slide
Vertaal 'hij speelt'
spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt
Slide 13 - Quiz
Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?
A
er/sie/es + wir
B
ich + wir
C
er/sie/es + ihr
D
wir + sie/Sie
Slide 14 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?
A
gekaufen
B
gekauft
C
gekauftet
D
gekaufd
Slide 15 - Quiz
Bijzonderheden
Stam eindigt op
-d
of
-t
òf
stam eindigt op
-m
of
-n na medeklinker
:
du, er/sie/es, ihr > krijgen een
extra 'e'
(dan is het makkelijker uit te spreken)
Slide 16 - Slide
Voorbeelden
reden (= praten) >
atmen (= ademen) >
du red
e
st
er red
e
t / sie red
e
t
ihr red
e
r
du atm
e
st er atm
e
t / sie atm
e
t
ihr atm
e
t
Slide 17 - Slide
Vertaal 'jij rekent'
rechnen (= rekenen)
A
du rechnst
B
du rechnest
C
er rechnt
D
er rechnet
Slide 18 - Quiz
Vertaal 'jullie borstelen'
bürsten (= borstelen)
A
ihr bürst
B
ihr bürstet
C
ihr bürtet
D
ihr bürsten
Slide 19 - Quiz
Nog 1 klein puntje
Als de stam op een 's'-klank eindigt (bijv. s, ss, ß, z):
dan komt er bij
du
alleen een
't'
achter de stam
(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)
Slide 20 - Slide
Vertaal 'jij heet Thom'
heißen (= heten)
A
er heißt Thom
B
du heißst Thom
C
du heißt Thom
D
er heißst Thom
Slide 21 - Quiz
Vertaal 'jij danst'
tanzen (= dansen)
A
du tanzest
B
du tanzst
C
du tanzt
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Video
(tanzen)
Deine Schwester __________ sehr gut!
Slide 24 - Open question
machen
Ihr ________ fleißig Hausaufgaben
Slide 25 - Open question
antworten
Sie ___________ mir auf Deutsch.
Slide 26 - Open question
Bepaald & onbepaald lidwoord
Wie weet nog hoe het zat?
Slide 27 - Slide
Bepaald & onbepaald lidwoord
Bepaalde lidwoorden:
de & het
Onbepaalde lidwoorden:
een & geen
Slide 28 - Slide
Bepaald & onbepaald lidwoord
Bepaalde lidwoorden:
de & het
der, die, das, die
Onbepaalde lidwoorden:
een & geen
ein(e), kein(e)
Slide 29 - Slide
(k)ein of (k)eine?
der- en das- woorden (mannelijk & onzijdig) -->
ein
of
kein
die- woorden (vrouwelijk & meervoud) -->
eine
of
keine
Slide 30 - Slide
(k)ein of (k)eine?
der- en das- woorden (mannelijk & onzijdig) -->
ein
of
kein
di
e
- woorden (vrouwelijk & meervoud) -->
ein
e
of
kein
e
Slide 31 - Slide
Kies het juiste onbepaalde lidwoord:
der Lehrer
A
ein Lehrer
B
eine Lehrer
Slide 32 - Quiz
Kies het juiste onbepaalde lidwoord:
die Eltern
A
kein Eltern
B
keine Eltern
Slide 33 - Quiz
Kies het juiste onbepaalde lidwoord:
das Heft
A
ein Heft
B
eine Heft
Slide 34 - Quiz
Kies het juiste onbepaalde lidwoord:
der Löffel
A
kein Löffel
B
keine Löffel
Slide 35 - Quiz
Kies het juiste onbepaalde lidwoord:
die Cola
A
ein Cola
B
eine Cola
Slide 36 - Quiz
Kies het juiste onbepaalde lidwoord:
das Essen
A
kein Essen
B
keine Essen
Slide 37 - Quiz
Nu zelf: vul het juiste onbepaalde lidwoord in:
das Eis - (een) Eis
Slide 38 - Open question
die Kartoffeln - (geen) Kartoffeln
Slide 39 - Open question
der Orangensaft - (geen) Orangensaft
Slide 40 - Open question
die Tasse - (een) Tasse
Slide 41 - Open question
welke bezittelijke voornaam-
woorden ken je?
Slide 42 - Mind map
die Possesivpronomen (= de bezittelijke voornaamwoorden)
Nederlands
Duits: der of das
Duits: di
e
mijn
mein
mein
e
jouw
dein
dein
e
zijn
sein
sein
e
haar
ihr
ihr
e
ons/onze
unser
unser
e
jullie
euer
eur
e
hun
ihr
ihr
e
uw
Ihr
Ihr
e
Slide 43 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie
hun/uw
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
ihr/Ihr
Slide 44 - Drag question
Bezittelijke voornaamwoorden horen ook
bij de EIN-Gruppe:
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
DER
DIE
DAS
DIE
(K)EIN
(K)EINE
(K)EIN
KEINE
asassa
meine
mein
mein
meine
Slide 45 - Drag question
Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer
Slide 46 - Quiz
Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
jij, u
B
mijn, jouw, jullie
C
onze, uw
D
hij, zij, ik
Slide 47 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord:
haar
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)
Slide 48 - Quiz
Bezittelijke voornaamwoorden
(mijn) ......... Mutter
A
mein
B
meine
Slide 49 - Quiz
(haar) ... Bruder
Slide 50 - Open question
(jouw) ... Buch
Slide 51 - Open question
(jullie) ... Kinder (mv)
Slide 52 - Open question
Hausaufgaben
Hausaufgaben:
online
Brückenschlag 1 + 2
Slide 53 - Slide
Bitte noch ausfüllen
bis nächste Woche!
Slide 54 - Slide
More lessons like this
Vwo 2 - Woche 10 - Stunde 3
March 2021
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
h2 p4 toetsvoorbereiding: lidwoorden, pers. en bez. vnw, werkwoorden
June 2019
- Lesson with
46 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
HNE Duits Les 2 mavo 3 herhaling zwakke werkwoorden
August 2022
- Lesson with
37 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
BR1LM
September 2022
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
2v-Wiederholung-Gram-Kap3-Ein-Gruppe-Verben
February 2022
- Lesson with
23 slides
Duits
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
herhaling proefwerkstof
October 2022
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Herhalen zwakke werkwoorden, persoonlijk voornaamwoorden, getallen
January 2024
- Lesson with
25 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1,2
Les 6 "Wiederholung: Grammatik"
March 2023
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1