NN6 H3+4

Deze les
H1 t/m 4     zinsdelen pv-ow-H3 wg-H4 lv
H4 lezen    tekstverbanden en signaalwoorden
H4 woordenschat zoek een tegenstelling
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Deze les
H1 t/m 4     zinsdelen pv-ow-H3 wg-H4 lv
H4 lezen    tekstverbanden en signaalwoorden
H4 woordenschat zoek een tegenstelling

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Zinsdelen H1 t/m H4
persoonsvorm= pv= tijdproef of vraagzin
onderwerp= ow= Wie/Wat + persoonvorm?
werkwoordelijk gezegde= wg= de pv + alle andere werkwoorden
lijdendvoorwerp= lv= Wat/Wie+ wg+ow?

Slide 3 - Slide

Vandaag eet ik een appel.

Wat is de persoonsvorm (pv)
A
ik
B
een appel
C
eet
D
vandaag

Slide 4 - Quiz

Vandaag heb ik een appel gegeten.
Wat is het werkwoordelijk gezegde? (wg)
A
heb
B
ik
C
een appel
D
heb gegeten

Slide 5 - Quiz

Vandaag heb ik een appel gegeten.
Wat is het onderwerp? (ow)
A
ik
B
vandaag
C
heb
D
heb gegeten

Slide 6 - Quiz

Vandaag heb ik een appel gegeten.
Wat is het lijdend voorwerp? (lv)
A
heb gegeten
B
vandaag
C
een appel
D
ik

Slide 7 - Quiz

Bedenk een zin met vijf of meer woorden met een lijdend voorwerp?

Slide 8 - Open question

H4 lezen
- In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Dat noem je het verband in een tekst.
- Je kunt hierdoor de tekst beter begrijpen.
- Verbanden herken je aan signaalwoorden!

Slide 9 - Slide

Vier tekstverbanden
1. chronologisch verband; vroeger, later, nu, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort, jaartallen, data
2. opsommende verband; ten eerste, bovendien, ook, verder, en, niet alleen, getallen en liggende streepjes
3. tegenstellend verband; maar, tegenover, toch, echter, hoewel, ondanks, ofschoon.
4. toelichtend verband (voorbeelden); zoals, zo, als, denk aan

Slide 10 - Slide

signaalwoorden
opsommend verband

Slide 11 - Mind map

Signaalwoorden toelichtend verband
A
maar, tegenover, toch, echter, ondanks,
B
bovendien, ook, en, ten slotte, getallen
C
nadat, terwijl, later, nu eerst, daarna, vroeger
D
denk aan, neem nou, zo, als, zoals

Slide 12 - Quiz

Signaalwoorden chronologisch verband
A
maar, tegenover, toch, echter, ondanks,
B
bovendien, ook, en, ten slotte, getallen
C
nadat, terwijl, later, nu eerst, daarna, vroeger
D
denk aan, neem nou, zo, als, zoals

Slide 13 - Quiz

signaalwoorden
tegenstellend verband

Slide 14 - Mind map

Slide 15 - Slide

Met vallen en opstaan bedoelen we ....?

Slide 16 - Open question

Na veel plussen en minnen...?

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Welke uitdrukking past bij de vorige afbeelding?
A
Tussen hoop en vrees
B
Van top tot teen
C
Zonder kop of staart
D
Van de wieg tot het graf

Slide 19 - Quiz

Van de wieg tot het graf betekent?

Slide 20 - Open question

realistisch

Slide 21 - Mind map

irrelevante

Slide 22 - Mind map

leken

Slide 23 - Mind map

Een versterkte tegenstelling;
gort- nijdig- gezond-
piep- duur- wit-

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Huiswerk hoofdstuk 4
- Leren lezen signaalwoorden met tekstverbanden
- Woordenschatlijst 
- Maken grammatica lijdend voorwerp
- Maken grammatica woordsoorten

Slide 27 - Slide