This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Oefenles Hoofdstuk 12
Exponenten en Logaritmen
Slide 1 - Slide
Hieronder staan een aantal opgaven die betrekking hebben op hoofdstuk 12. Bij sommige opgaven moet je de uitwerkingen insturen. (Dan kan ik kijken hoe je die maakt en waar je eventueel vastloopt). Bij andere opgaven krijg je meteen antwoord met een uitwerking. Bekijk deze goed en probeer vooral te snappen wat er staat.
Geef aan wanneer je ergens vastloopt. Het is geen toets! Probeer de opgaven echter wel zo goed mogelijk te maken. Dit is namelijk bedoeld om te kijken wat je niet goed begrijpt of waar je moeite mee hebt. Geef dat ook aan!
Je hoeft ze niet allemaal achter elkaar te maken, maar kunt ook steeds een paar opgaven doen. Ik kan zien hoe jullie het doen (krijg daar rapportages van) en zal daar ook persoonlijk feedback op geven. Neem de theorie van het boek erbij!
Succes!
Slide 2 - Slide
Exponentiële groei
Slide 3 - Slide
Een hoeveelheid neemt per jaar met 3,2 % toe. Wat is het groeipercentage per maand?
A
1,032%
B
1,003%
C
0,3%
D
0.03%
Slide 4 - Quiz
Groeipercentage per jaar is 3,2 %
Groeifactor per jaar is (100+3,2)/100=103,2/100 = 1,032%
Groeifactor per maand is 1,0321/12 = 1,002628...
Groeipercentage per maand is 0,3%
Belangrijk: bij exponentiële groei gaat het omzetten van groeipercentages via groeifactoren.
Slide 5 - Slide
Sleep de vraag naar het goede antwoord. Let op: er zijn meer antwoorden dan vragen!!
6,1 %
14,8 %
237,6 %
22,3 %
0,5 %
3,5 %
Een hoeveelheid neemt per week met 3,2 % toe. Wat is de procentuele toename per dag?
Een hoeveelheid neemt per maand met 0,3 % af. Wat is de procentuele afname per jaar?
Een hoeveelheid neemt per dag met 310 % toe. Wat is de procentuele toename per uur?
Bij een exponentiële groei hoort een groeifactor van 0,948 per 5 minuten. Wat is de procentuele afname per kwartier?
Slide 6 - Drag question
A. Groeipercentage per week is 3,2% --> groeifactor per week 1,032
Groeifactor per dag wordt dan 1,0321/7= 1,0045.....
Groeipercentage per dag wordt dan 0,45... 0,5%
≈
(van week naar dag)
B. Afname per maand is 0,3% --> groeifactor per maand 0,997
Groeifactor per jaar wordt dan 0,99712 = 0,9645.....
Procentuele afname per jaar wordt dan 100-96,45... 3,5%
≈
C en D gaan net zo, bij D is echter de groeifactor al gegeven.
Bij C betekent een toename van 310% een groeifactor van 4,1!
Omrekenen via groeifactoren!!
(van maand naar jaar)
Slide 7 - Slide
De bevolking van een land neemt jaarlijks met 0,3% toe. Bereken de verdubbelingstijd in jaren. Werk deze opgave in je schrift uit, maak een foto en stuur deze in.
Slide 8 - Open question
Van een stad is bekend dat de bevolking toeneemt met een verdubbelingstijd van 18 jaar. Bereken de groeifactor per jaar in drie decimalen nauwkeurig
Slide 9 - Open question
Verdubbelingstijd is 18 jaar dus
groeifactor g18jaar=2
groeifactor gjaar = 21/18= 1,0392... 1,039
≈
Slide 10 - Slide
Een hoeveelheid neemt elk jaar met 3% af. Bereken de halveringstijd in maanden nauwkeurig.
Slide 11 - Open question
Afname per jaar 3% --> groeifactor 0,97
Gevraagd wordt de halveringstijd dus moet gelden:
0,5 = 1 * 0,97t = 0,97t
Met GR: y1= 0,97x
y2= 0,5
Intersect geeft x=22,756.... x is het aantal jaren
Omrekenen naar maanden geeft 22,756... * 12 = 273,081...
dus afgerond 273 maanden of 22 jaar en 9 maanden.
(Beginwaarde van 1 wordt gehalveerd naar 0,5)
Slide 12 - Slide
Een hoeveelheid halveert elke 5 weken. Bereken het percentage waarmee de hoeveelheid per dag afneemt in één decimaal nauwkeurig.
Werk de opgave uit in je schrift, maak er een foto van en stuur deze via dit programma op.
Slide 13 - Open question
t
5
9
N
430
785
De tabel hoort bij exponentiële groei. Welke formule hoort hierbij?
A
N=203⋅1,162t
B
N=21⋅1,826t
C
N=450⋅1,826t
D
N=430⋅1,162t
Slide 14 - Quiz
Logaritmen
Slide 15 - Slide
Nog even de regels (zo krijg je ze ook bij het eindexamen):
En: glog(g) = 1
glog(1) = 0
Slide 16 - Slide
Sleep de opgave naar het juiste antwoord
Voer deze opdracht uit zonder rekenmachine. Het gaat om het leren omgaan met logaritmen.
4
12
3
1/2
2
0
kan niet
-2
log(100)=
2log(84) =
4log(9) + 4log(1/9) =
1/7 3log(321) =
5log(1875) - 5log(3) =
2log(-16) =
25log(5) =
5log(1/25) =
Slide 17 - Drag question
N(t)=18,7+13,54⋅log(t)
Met hoeveel neemt N toe als t verdubbelt? Rond af op twee decimalen.
Slide 18 - Open question
N(t)=18,7+13,54⋅log(t)
Verdubbeling van t betekent:
N(2t)=18,7+13,54⋅(log(2)+log(t))
log(ab)=log(a)+log(b)
N(2t)=18,7+13,54⋅log(t)+13,54⋅log(2)
N(2t)=18,7+13,54⋅log(2t)
Denk aan de haakjes!!
N(t)
N(2t)=N(t)+4,08
13,54⋅log(2)≈4,08
N(2t)=18,7+13,54⋅log(2)+13,54⋅log(t)
Slide 19 - Slide
N(p)=25,3+8,2⋅log(p1,35)
Toon aan dat als p verdubbelt, N toeneemt met ongeveer 3,3.
Werk de opgave uit in je schrift en stuur de uitwerkingen op.
(ab)x=ax⋅bx
Hint:
Slide 20 - Open question
Gegeven:
N(d)=13+blog(d)
Er geldt: als d halveert, neemt N met 3,5 af. Bereken b in twee decimalen nauwkeurig.
Werk de opgave uit in je schrift en stuur de uitwerkingen op.
Slide 21 - Open question
Sleep de opgave naar het juiste antwoord
Voer deze opdracht uit zonder rekenmachine. Het gaat om het leren omgaan met natuurlijke logaritmen.
4
6
5
1
wortel 10
0
kan niet
-1
ln(e) =
ln2ln(2) =
ln(1) =
eln(2) + eln(3) =
e1/2ln(10) =
ln(1/e)
2ln(e3) =
ln(-5) =
Slide 22 - Drag question
Korte herhaling differentiëren
Slide 23 - Slide
Het berekenen van de afgeleide noem je differentiëren en de afgeleide (functie) noem je f'
Slide 24 - Slide
Nog even de regels (zo krijg je ze ook bij het eindexamen):
Slide 25 - Slide
Bereken de afgeleides van:
a)
b)
y=10⋅e−5x
y=175⋅24x
Denk aan de kettingregel!
En: f(x) = ex geeft f'(x) = ex
f(x) = gx geeft f'(x) = gx. ln(g)
Maak een foto van de uitwerkingen en stuur deze op!
en geef voor allebei de groeisnelheid als x = 2,5 in 2 decimalen nauwkeurig.
Slide 26 - Open question
Bereken de afgeleides van:
a)
b)
y=ln(−2x+1)
y=8x+log(3x)
Denk aan de kettingregel!
En: f(x) = ln(x)geeft f'(x) = 1/x
f(x) = glog(x) geeft f'(x) = 1/(x . ln(g))
Maak een foto van de uitwerkingen en stuur deze op!
en geef voor allebei de groeisnelheid als x = 4 in 2 decimalen nauwkeurig.
Slide 27 - Open question
Hoe vond je de les, wat vind je lastig en waar zou je graag extra aandacht aan besteed willen hebben?
Differentiëren, wanneer en waar? Werken met logaritmen? Regels voor differentiëren? Werken met natuurlijke logaritmen? Of nog een ander onderwerp? Geef dat vooral door!