Iedereen loopt compleet naakt rond, ze bedekken geen enkel deel van hun lichaam en ze lopen tot hun dood net zo bloot rond als ze zijn geboren. Ze hebben grote stevige lichamen, goed gevormd en in proportie en hebben een kleur die een beetje lijkt op rood. (…) Ze zijn mooi om te zien maar ze vernielen zelf hun uiterlijk want ze boren gaten in hun wangen, lippen, neuzen en oren. En denk maar niet dat die gaten klein zijn of dat ze er maar eentje hebben. Sommigen hebben alleen al in hun gezicht zeven gaten, sommige zo groot als een pruim. Ze stoppen hier blauwe steentjes, stukjes marmer, fraaie albasten kristallen, witte botten en andere versieringen in (…). Ze trouwen met zoveel vrouwen als ze maar willen, een zoon woont samen met zijn moeder, een broer met zijn zuster, neven met nichten (…). En
krijgsgevangenen worden niet gedood, niet om hun leven te sparen maar om
ze later te slachten om op te eten. Ze eten elkaar, de overwinnaars eten de
verliezers en net als ander vlees is mensenvlees onderdeel van het dagelijkse
voedsel. (…) Ik was zeventwintig dagen in een stad waar ik gezouten
mensenvlees zag dat hing aan balken tussen de huizen.