1 maart 3v WH keuzevoorzetsels, bijvoegelijk naamwoord en keuzekatwoorden
Planung
TB blz. 34 → je moet de uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord kunnen toepassen (de schema’s nog niet te leren, zie ook het Spickzettel)
TB blz. 35 Wörterliste A en B
extra materiaal p.1-4 (voorzetsels) én p.15 (woordenlijst Kap.11)
“Keuzekat”-woorden blz.1 (staat op classroom)
Spickzettel:De schema’s van de der-groep, ein-groep, persoonlijk voornaamwoord en voorzetsels moet je leren.Het schema van het bijvoeglijk naamwoord moet je kunnen toepassen.
TB blz.19
Denk eraan om de vervoeging van het werkwoord te herhalen.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Planung
TB blz. 34 → je moet de uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord kunnen toepassen (de schema’s nog niet te leren, zie ook het Spickzettel)
TB blz. 35 Wörterliste A en B
extra materiaal p.1-4 (voorzetsels) én p.15 (woordenlijst Kap.11)
“Keuzekat”-woorden blz.1 (staat op classroom)
Spickzettel:De schema’s van de der-groep, ein-groep, persoonlijk voornaamwoord en voorzetsels moet je leren.Het schema van het bijvoeglijk naamwoord moet je kunnen toepassen.
TB blz.19
Denk eraan om de vervoeging van het werkwoord te herhalen.
Slide 1 - Slide
hybride onderwijs
Stel vragen via de chat!
Lever altijd je huiswerk op classroom in wanneer ik erom vraag.
Corrigeer je huiswerk zelfstandig, wanneer ik het vraag en noteer vragen die je hebt. De lessen zijn er om jouw vragen te beantwoorden.
Schrijf tijdens de les mee zodat je actief betrokken bent en ervan leert!
Leer de woordjes!
Schrijf de gatenteksten altijd als geheel op. Dus niet alleen de uitgang.
Slide 2 - Slide
Heute
Wiederholung keuzevoorzetsels
Wiederholung persoonlijk voornaamwoord
Wiederholung bijvoegelijk naamwoord
Anwendung neuer Wortschatz
Slide 3 - Slide
De 9 keuzevoorzetsels uitgebeeld
Slide 4 - Slide
Keuzevoorzetsels in het groen
Wanneer?
Slide 5 - Slide
7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?
7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2= auf, über--> 4e naamval
Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über mich.
Slide 6 - Slide
het persoonlijk voornaamwoord
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Katja liegt (in het) ... Krankenhaus.
A
in das
B
in dem
C
im
D
ins
Slide 9 - Quiz
Wir sprechen gerade (over hem) ....
A
oben ihm
B
über ihm
C
oben ihn
D
über ihn
Slide 10 - Quiz
Er wurde mit dem Krankenwagen (naar het) ... Krankenhaus gefahren.
A
ins
B
nach das
C
in dem
D
nach der
Slide 11 - Quiz
Plötzlich steht der Mann (voor me).
A
für mir
B
vor mir
C
für mich
D
vor mich
Slide 12 - Quiz
bijvoegelijk naamwoord/Adjectief
Slide 13 - Slide
Adjektive in der 'Der-Gruppe'
Slide 14 - Slide
Adjektive in der 'Ein-Gruppe'
Slide 15 - Slide
Mein klein... Bruder ist krank geworden.
A
kleinen
B
kleine
C
kleiner
D
kleinem
Slide 16 - Quiz
Mijn kleine broer is ziek geworden.
Slide 17 - Open question
Weißt du noch, wie die neu.... Fachärztin heißt?
A
neuen
B
neue
C
neuem
D
neues
Slide 18 - Quiz
In diesem modern... Krankenhaus soll es den krank... Patienten schnell besser gehen.
A
moderne, kranke
B
modernen, krankem
C
modernen, kranken
D
modernem, kranken
Slide 19 - Quiz
Hoe heet de nieuwe arts in dit moderne ziekenhuis?
Slide 20 - Open question
Kat-woorden
Komen altijd terug woorden
Slide 21 - Slide
In het begin ben ik aangekomen.
Slide 22 - Open question
Is het erg? Ja, mijn nek doet heel erg pijn.
Slide 23 - Open question
Daarna heeft hij zijn tanden gepoetst.
Slide 24 - Open question
üben! S. 61 4.4a, b
Hausaufgaben
leren: woordenlijst B tot dood
herhalen: woordenlijst A en keuzekat p.1
maken:
S. 61 nr.4.4 a, b --> inleveren met foto op classroom
Schreibe 5 Sätze mit keuzekatwoorden en woordenschat uit de woordenlijst. → inleveren op classroom.