4v WH keuzevoorzetsels, bijvoegelijk en persoonlijk voornaamwoord, Redemittel Kap.2

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3,4

De 9 keuzevoorzetsels uitgebeeld

Keuzevoorzetsels in het groen

Wanneer?

7/2 regel

Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?

7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval

2= auf, über--> 4e naamval

Ich warte auf meine Mutter.

Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.

Er weiß sehr viel über mich. 

 

Welke naamval komt er na het koppelwerkwoord "sein" of "werden"?

het persoonlijk voornaamwoord

Katja liegt (in het) ... Krankenhaus.

1. in das
2. in dem
3. im
4. ins

Wir sprechen gerade (over hem) ....

1. oben ihm
2. über ihm
3. oben ihn
4. über ihn

Er wurde mit dem Krankenwagen (naar het) ... Krankenhaus gefahren.

1. ins
2. nach das
3. in dem
4. nach der

Plötzlich steht der Mann (voor me).

1. für mir
2. vor mir
3. für mich
4. vor mich

Mein Mann hat ein Geschenk (voor me).

1. für mir
2. vor mir
3. für mich
4. vor mich

bijvoegelijk naamwoord/Adjectief

Adjektive in der 'Der-Gruppe'

Adjektive in der 'Ein-Gruppe'

Mein klein... Bruder ist krank geworden.

1. kleinen
2. kleine
3. kleiner
4. kleinem

Mijn kleine broer is ziek geworden.

Weißt du noch, wie die neu.... Fachärztin heißt?

1. neuen
2. neue
3. neuem
4. neues

In diesem modern... Krankenhaus soll es den krank... Patienten schnell besser gehen.

1. moderne, kranke
2. modernen, krankem
3. modernen, kranken
4. modernem, kranken

Hoe heet de nieuwe arts in dit moderne ziekenhuis?

Vertaal: Hij moet nog naar de VVV.

Zij vindt de voetgangerszone helaas niet.

Daar is het grote verkeersbord van het hotel (m).

Jij zou graag willen weten of iedereen een ziplaats heeft.