This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Nederlands
Jolien de Kock
Slide 1 - Slide
Planning 4mz3abc periode 2
Week 46 Twijfelwoorden
Week 47 Weetwoorden
Week 48 Spaties en streepjes
Week 49 Uitleg examen ‘discussie voeren’ deel 1
Week 50 Uitleg examen ‘discussie voeren’ deel 2
Week 51 Uitleg examen ‘discussie voeren’ deel 3
Week 2 Samenstellingen en stijlfouten
Week 3 Algemeen dictee
Week 4 Bijzondere lesweek/examen Schrijven
Week 5 uitleg examen Spreken
Slide 2 - Slide
Lesdoel
Oefenen met spelling van 'weetwoorden', zoals c/k-woorden en ij/ei-woorden.
Slide 3 - Slide
Weetwoorden?
Woorden waar geen echte regels voor zijn.
Slide 4 - Slide
Opdracht
Je krijgt zo een lijst met weetwoorden en twintig minuten de tijd om ze te 'leren'. Weetwoorden leer je door ze een aantal keren te zien/toe te passen.
Slide 5 - Slide
Hoe wil jij aan het werk met de weetwoorden?
zelfstandig
in een tweetal
Slide 6 - Poll
rood
Ik ga vragen bedenken bij de woorden (quiz)
oranje
Ik ga de betekenis van de woorden opzoeken
blauw
Ik ga een stuk tekst/gedicht schrijven waarin ik de woorden verwerk
groen
Ik ga een woordweb maken van de woorden
paars
Ik ga zoveel mogelijk woorden uit mijn hoofd leren
roze
Ik heb een eigen strategie, namelijk...
Welke route kies jij?
Slide 7 - Slide
Welke route kies jij? Geef aan in kleur/kleuren...
Slide 8 - Open question
timer
20:00
Slide 9 - Slide
Mix van weetwoorden
Slide 10 - Slide
Welke zin is juist?
A
Het faillisement is hem niet in de koude kleren gaan zitten.
B
Wij nemen morgen een enquète af.
C
Hou daar onmiddellijk mee op!
D
Waar is jouw legetimatie?
Slide 11 - Quiz
Hoe spel je het woord...
Slide 12 - Open question
In welke zin zit een fout?
A
Ik vind het naïef dat zij denkt dat de wedstrijd doorgaat.
B
Het is ten alle tijde verboden om in dat meer te vissen.
C
Tijdens mijn vakantie eet ik regelmatig een broodje met mozzarella.
D
Met de stethoscoop onderzoekt de arts de patiënt.
Slide 13 - Quiz
Hoe spel je het woord...
Slide 14 - Open question
Welk woord is juist gespeld?
A
een ieder
B
veinsen
C
sms'en
D
cappucino
Slide 15 - Quiz
Hoe spel je het woord...
Slide 16 - Open question
Welke zin is juist?
A
De stagiare heeft de opdracht goed uitgevoerd.
B
Die docent heeft een proffessionele houding.
C
Zonder paracetemol kom ik de dag niet door.
D
Stuur jij die e-mail ook naar mij?
Slide 17 - Quiz
Hoe spel je het woord...
Slide 18 - Open question
In welke zin zit een fout?
A
Voor advies kun je de ortopedagoog raadplegen.
B
Te midden van de chaos raakt hij zijn concentratie kwijt.
C
Die weigering vind ik meedogeloos.
D
Ik heb een uittreksel uit het personenregister nodig.