Weetwoorden

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Hoe wil jij aan het werk met de weetwoorden?
zelfstandig
in een tweetal

Slide 4 - Poll

rood
Ik ga vragen bedenken bij de woorden (quiz)
oranje
Ik ga de betekenis van de woorden opzoeken
blauw
Ik ga een stuk tekst/gedicht schrijven waarin ik de woorden verwerk
groen
Ik ga een woordweb maken van de woorden
paars
Ik ga zoveel mogelijk woorden uit mijn hoofd leren
roze
Ik heb een eigen strategie, namelijk...
Welke route kies jij?

Slide 5 - Slide

timer
20:00

Slide 6 - Slide

Welke route kies jij? Geef aan in kleur/kleuren...

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Welke zin is juist gespeld?
A
Het faillisement is hem niet in de koude kleren gaan zitten.
B
Wij nemen morgen een enquète af.
C
Hou daar onmiddellijk mee op!
D
Waar is jouw legetimatie?

Slide 9 - Quiz

Hoe spel je het woord...

Slide 10 - Open question

In welke zin zit een fout?
A
Ik vind het naïef dat zij denkt dat de wedstrijd doorgaat.
B
Het is ten alle tijde verboden om in dat meer te vissen.
C
Tijdens mijn vakantie eet ik regelmatig een broodje met mozzarella.
D
Met de stethoscoop onderzoekt de arts de patiënt.

Slide 11 - Quiz

Hoe spel je het woord...

Slide 12 - Open question

Welk woord is juist gespeld?
A
een ieder
B
veinsen
C
sms'en
D
cappucino

Slide 13 - Quiz

Hoe spel je het woord...

Slide 14 - Open question

Welke zin is juist gespeld?
A
De stagiare heeft de opdracht goed uitgevoerd.
B
Die docent heeft een proffessionele houding.
C
Zonder paracetemol kom ik de dag niet door.
D
Stuur jij die e-mail ook naar mij?

Slide 15 - Quiz

Hoe spel je het woord...

Slide 16 - Open question

In welke zin zit een fout?
A
Voor advies kun je de ortopedagoog raadplegen.
B
Te midden van de chaos raakt hij zijn concentratie kwijt.
C
Die weigering vind ik meedogenloos.
D
Ik heb een uittreksel uit het personenregister nodig.

Slide 17 - Quiz

Hoe spel je het woord...

Slide 18 - Open question