– [Op het station aangekomen], kocht Ole eerst een saucijzenbroodje.
(Toen hij op het station aangekomen was, ...)
– [Rillend van de kou] kwam Yrsa aangefietst bij het voetbalveld.
(Terwijl ze rilde van de kou, ...)
– Amanda deed aangifte bij de politie [na de fraude te hebben ontdekt].
(..., nadat ze de fraude had ontdekt.)