Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Thema 7 Blok 3 Schoenen en Mobieltjes
Slide 1 - Slide
Toen: 8 maand Nu: 28-40 dagen
Slide 2 - Slide
Soorten goederen
Twee soorten goederen in goederenvervoer:
Massagoederen = onverpakte goederen die in grote hoeveelheden worden vervoerd en die je gemakkelijk kunt laden en lossen. Bijvoorbeeld: aardolie en graan.
Stukgoederen = losse of verpakte goederen. Bijvoorbeeld: schoenen en zakken rijst.
Container = een grote stalen kist met vaste afmetingen voor het vervoer van stukgoederen.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Verplaatsen van arbeid
Bedrijven proberen hun goederen zo goedkoop mogelijk te laten maken.
Om meer te kunnen verkopen proberen bedrijven hun producten ook goedkoop te verkopen.
Om de kosten laag te houden laten bedrijven producten maken in landen waar de lonen laag zijn.
Lagelonenland = een land waar de lonen laag zijn.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Massagoederen zijn:
A
Losse of verpakte goederen.
B
Makkelijk te laden goederen.
C
Onverpakte goederen die in grote hoeveelheden worden vervoerd.
D
Moeilijk te laden goederen.
Slide 7 - Quiz
Om de kosten van producten laag te houden...
A
...wordt werk waarvoor veel arbeidsuren nodig zijn, gedaan in landen met lage lonen.
B
...worden zoveel mogelijk producten in West-Europa zelf geproduceerd.
C
...worden mensen tijdens de productie goed gecontroleerd.
D
...worden vervoerskosten zo laag mogelijk gehouden.
Slide 8 - Quiz
Een voorbeeld van een lagelonenland is:
A
China
B
Amerika
C
Bangladesh
D
Polen
Slide 9 - Quiz
Wereldwijde markt
Multinationals laten de verschillende onderdelen van hun producten daar maken waar dat het goedkoopst is. Dat is vaak in verschillende landen.
Mondialisering = de steeds verdergaande uitwisseling van goederen en informatie en samenwerking van mensen uit verschillende landen.
Slide 10 - Slide
0
Slide 11 - Video
Waarom daar?
Multinationals kiezen voor hun productie niet altijd voor de armste landen. Ze gaan niet naar:
een land waar veel onrust is of de regering onbetrouwbaar is.
een land waar de stroom vaak uitvalt of waar geen goede wegen en havens zijn.