Objectieve methode. Objecten (producten) => wat wordt geproduceerd, toegevoegde waarde. Wat bedrijven verkopen(C+I+O+E)- wat bedrijven inkopen(M).
Subjectieve methode. Subjecten (personen) => Inkomen dat verdiend wordt met productiefactoren (Y).
Slide 15 - Slide
Bruto binnenlands product
3 manieren om dat te berekenen:
Bestedingsmethode. Bestedingen in land = geld dat in land wordt uitgegeven door gezinnen (C), bedrijven (I), overheid (O) en buitenland (E) - geld dat in buitenland wordt uitgegeven (M).
Slide 16 - Slide
Identiteiten economische kringloop
Y = C + B + S
Y = C + I + O + E - M
Overheidssaldo = B - O
Particulier spaarsaldo = S - I
Nationaal spaarsaldo = (S-I) + (B-O)
Uitvoersaldo = E - M
(S-I) + (B-O) = (E-M)
Slide 17 - Slide
Opdrachten
H1 Opgave 12 klassikaal bespreken
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Uitleg
Investeringen:
Vervangingsinvesteringen
Om bestaande kapitaalgoederen te vervangen
Uitbreidingsinvesteringen
Om de kapitaalgoederenvoorraad te vergroten.
Alle investeringen samen: bruto investeringen. Alleen de uitbreidingsinvesteringen: netto investeringen.
Slide 21 - Slide
Uitleg
Macro-economische identiteit:
Een vergelijking die altijd geldt (is zo afgesproken).
Aanname: de kringloop is 'gesloten':
Het totaal van de inkomende geldstromen is gelijk aan het totaal van de uitgaande geldstromen in een land.