4.4 Voor- en achtervoegsels

4.4 Voor- en achtervoegsels
2b
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.4 Voor- en achtervoegsels
2b

Slide 1 - Slide

Eerder gezien bij?
Meer dan Lezen paragraaf 2 Onbekende woorden. 
Een bekend woorddeel zoeken, kijken of er een voor- of achtervoegsel staat.

Slide 2 - Slide

Wat is een voorvoegsel
Een voorvoegsel is een stukje dat voor een woord wordt geplakt om een nieuw woord te vormen.

Voorbeelden zijn: on-, a-, her-, mega-, re-, super-, ex-.
Zoals: ondiep, asociaal, hergroeperen, megagroot, superleuk.

Slide 3 - Slide

Wat is een achtervoegsel
Een achtervoegsel is een stukje dat achter een woord wordt geplakt om een nieuw woord te vormen.

Voorbeelden zijn: -baar, -dom, - heid , -lijk, -loos, -schap, -ig 
Zoals: schijnbaar, gevoelloos, wijsheid, vriendschap, vriendelijk.

Slide 4 - Slide

Wat betekent het voorvoegsel 'on'?
A
niet
B
alles
C
geen
D
niks

Slide 5 - Quiz

Wat betekent ondiep?
A
erg diep
B
een beetje diep
C
diep
D
niet diep

Slide 6 - Quiz

Wat betekent het voorvoegsel 'her'?
A
opnieuw
B
nieuw
C
heel oud
D
oud

Slide 7 - Quiz

Wat betekent herorganiseren?
A
overnieuw
B
organiseren
C
opnieuw organiseren
D
niks organiseren

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het achtervoegsel 'loos'?
A
niet, geen
B
niet
C
zonder
D
geen

Slide 9 - Quiz

Wat betekent kleurloos?
A
kleur
B
zonder kleur
C
geen kleur
D
wit

Slide 10 - Quiz

Wat betekent waterrijk?
A
veel water
B
water van waarde
C
rijk water
D
geen water

Slide 11 - Quiz

Wat betekent behulpzaam?
A
hulp bieden
B
hulp niet geven
C
eenzaam
D
geen hulp vragen

Slide 12 - Quiz

Zelf aan de slag

Slide 13 - Slide