This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Genetica
Slide 1 - Mind map
Wat is het genotype?
A
Erfelijke genen die je wel kunt zien
B
Dieren die bepaalde genen bezitten
C
Dieren die geen genen bezitten
D
Erfelijke genen die niet tot uiting komen
Slide 2 - Quiz
Wat is het fenotype?
A
Erfelijke genen die tot uiting komen
B
Erfelijke genen die alleen aanwezig zijn in het lichaam
C
Dieren en planten die geen genen bezitten
D
Erfelijke genen die niet tot uiting komen
Slide 3 - Quiz
Wat is mitose?
Slide 4 - Open question
Wat is meiose?
Slide 5 - Open question
Wat is de P-generatie?
Slide 6 - Open question
Wat wordt bedoeld met de F1-generatie?
A
De eerste generatie nakomelingen van de ouderdieren
B
De ouderdieren
C
De kleinkinderen van de ouderdieren
D
Dit staat voor Fauna generatie en wordt bij planten toegepast
Slide 7 - Quiz
Leg het verschil uit tussen dominante en recessieve genen
Slide 8 - Open question
Celdelingen
Mitose en meiose
Slide 9 - Slide
Dominant en recessief
Slide 10 - Slide
Casus
Een hond kan een bruine of zwarte vachtkleur hebben. Het dominante allel, dat een zwarte vacht geeft heeft de letter B. Het recessieve allel dat een bruine vacht geeft heeft de letter b. Welke kleur heeft een hond met Bb op het gen voor vachtkleur?
Slide 11 - Slide
Casus 2
Een hond kan een zwarte of bruine vacht hebben. Het dominante allel, dat een zwarte vacht geeft heeft de letten B. Het recessieve allel dat een bruine vacht geeft heeft de letter b. Welke kleur heeft een hond met bb op het gen voor vachtkleur?
Slide 12 - Slide
Welke genen kan een zwarte hond hebben? Als je denkt aan homozygoot en heterozygoot.
Slide 13 - Open question
Monohybride kruising
Het bestuderen van 1 gen of eigenschap bij een kruising
Slide 14 - Slide
Monohybride kruising
Stel je wilt fokken met een zwarte reu en een zwarte teef. Is het dan zo dat ook alle nakomelingen een zwarte vacht kleur hebben? Hoe zit dit?
Slide 15 - Slide
Monohybride kruising
Zowel de reu als de teef kunnen als genotype Bb of BB hebben. Dus heterozygoot of homozygoot zijn. Dit kun je aan het fenotype niet aflezen. De monogene kruising geeft dus de volgende mogelijkheid....