Je kunt van een monohybride kruising een kruisingsschema opstellen.
Je kunt de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen bij een monohybride kruising afleiden uit een kruisingsschema of stamboom.
Slide 2 - Slide
Herhaling 3.2
Homozygoot: twee allelen voor een eigenschap zijn gelijk
= 'AA' of 'aa'
Heterozygoot: twee allelen voor een eigenschap zijn ongelijk
= 'Aa'
Personen die heterozygoot zijn, zijn drager van de recessieve eigenschap
Slide 3 - Slide
Herhaling 3.2
Dominante allel: allel waarvan eigenschap tot uiting komt in fenotype bij heterozygoot genotype
= 'A'
Recessieve allel: dit allel komt alleen tot uiting in het fenotype als er geen dominant allel aanwezig is
= 'a'
Slide 4 - Slide
Je geeft je genen door via eicellen en zaadcellen.
Deze bevatten de helft van jouw chromosomen.
Van ieder paar 1.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Monohybride Kruising
Overerving van 1 eigenschap
1 eigenschap = 1 genenpaar
overerven = het doorgeven van erfelijke eigenschappen van ouder op kind
Mono
=
1
Slide 7 - Slide
Monohybride kruising
Overerving van één erfelijke eigenschap waarbij één allelenpaar betrokken is.
Kans op een bepaald genotype en fenotype bepalen bij de nakomelingen
Slide 8 - Slide
Stappenplan
1. Wat zijn de genotypen van de ouders?
2. Welke allelen kunnen de geslachtscellen van beide ouders bevatten?
3. Welke mogelijkheden bestaan er voor de versmelting van de eicelkern en de spermacelkern voor nakomelingen in de F1?
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Oefenvraag
Slide 11 - Slide
B = Zwart, b = bruin
P: fenotype: ............................ x ...............................
genotype: ........................... x ...............................
Geslachtscellen: ......... of ........... ........ of ...........
F1: Kruisingsschema
Slide 12 - Slide
B = Zwart, b = Bruin
P: fenotype: Zwart x Bruin
genotype: BB x bb
Geslachtscellen: B en b
Geen kruisingsschema nodig:
F1: alle nakomelingen Bb
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
B = Zwart, b = bruin
F1: fenotype: ............................ x ...............................
genotype: ........................... x ...............................
Geslachtscellen: ......... of ........... ........ of ...........
F2: Kruisingsschema
Slide 15 - Slide
B = Zwart, b = bruin
F1: fenotype: Zwart x Zwart
genotype: Bb x Bb
Geslachtscellen: B of b B of b
F2: Kruisingsschema
B
b
B
BB
Bb
b
Bb
bb
Slide 16 - Slide
Welke vachtkleur hebben de puppy's in de F2 en hoe groot is de kans op een bepaalde haarkleur?
Zwarte vachtkleur (BB, Bb):
3/4=75%
Bruine vachtkleur (bb):
1/4=25%
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
'monohybride kruisingen'
Een enkele eigenschap, (vb. vachtkleur)
- Welke kleur vacht kunnen de puppy's krijgen?
Het gen voor bruine vachtkleur erft dominant over. Twee (heterozygote) bruine labradors paren, wat is de kans op blonde puppy's?
Slide 19 - Slide
'monohybride kruisingen'
Hoe pak je dit aan?
Wat zijn de fenotypen van de ouders?
Wat zijn de genotypen van de ouders?
Welke allelen kunnen de geslachtcellen van beide ouders bevatten?
Welke mogelijkheden bestaan er voor de versmelting van een eicelkern en een zaadcelkern? => Kruisingsschema
Het gen voor bruine vachtkleur erft dominant over. Twee (heterozygote) bruine labradors paren, wat is de kans op blonde puppy's?
Slide 20 - Slide
A = bruin, a = blond
vrouw: man:
P: fenotype: bruin x bruin
genotype: Aa x Aa
Geslachtscellen: A of a A of a
Kruisingsschema
A
a
A
AA
Aa
a
Aa
aa
Slide 21 - Slide
Verhoudingen
Monohybride kruisingen
Slide 22 - Slide
- 257 wit
- 749 paars
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
1
2
3
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Zelf aan de slag
Thema 3
Bs. 3 opdrachten 26 t/m 32
Slide 28 - Slide
Wat is de F2???
Bij planten kan de F2 ook ontstaan na zelfbestuiving van planten in de F1. Hierbij wordt stuifmeel van meeldraden overgebracht op de stempels van bloemen die zich aan dezelfde plant bevinden.