1.6 t/m 1.10

1.6/1.7 en 1.8
Aan het einde van de les:
Weet je het verschil tussen de ik-vorm en stam
weet je hoe je de pv in in de verleden tijd spelt
Ken je het verschil tussen klankvaste en klankveranderende werkwoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1.6/1.7 en 1.8
Aan het einde van de les:
Weet je het verschil tussen de ik-vorm en stam
weet je hoe je de pv in in de verleden tijd spelt
Ken je het verschil tussen klankvaste en klankveranderende werkwoorden

Slide 1 - Slide

Inge keek naar de televisie.
Inge kijkt naar de televisie.

Op deze zin is de getalproef toegepast.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Is de tijdproef of getalproef gebruikt?
De majoor loopt boos weg.
De majoren lopen boos weg.
A
tijdproef
B
getalproef

Slide 3 - Quiz

De kamer is door mijn zusje opgeruimd.
Neem de zin over
zet zinsdeelstrepen
onderstreep de pv



wwg=
ond=

Slide 4 - Slide

Wat is de stam?
A
Werkwoord -en
B
De ik-vorm
C
Wanneer het al klaar is
D
Stam +t

Slide 5 - Quiz

Wat is de stam van worden?
A
wordt
B
worden
C
word

Slide 6 - Quiz

Wat is de stam van missen?
A
mis
B
miss

Slide 7 - Quiz

Wat is de ik vorm van missen?
A
mis
B
miss

Slide 8 - Quiz

En wat is de stam van geloven?
A
geloof
B
gelof
C
gelov
D
geloov

Slide 9 - Quiz

Wat is de ik-vorm van 'zappen'?
A
zapp
B
zappe
C
zap

Slide 10 - Quiz

De ik-vorm van gaan
A
ga
B
gaat
C
gaan
D
gaa

Slide 11 - Quiz

Verleden tijd:

klankveranderend
= sterk

slapen
VT : sliep(en)


klankvast
= zwak

werken
VT : werkte

Slide 12 - Slide

klankvast of klankveranderend?

BIJTEN
A
klankveranderend
B
klankvast

Slide 13 - Quiz

vragen =
A
klankveranderend
B
klankvast

Slide 14 - Quiz

Is

KOPEN

een klankveranderend werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Is

RENNEN

klankvast werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Klankveranderend
Klankvast
bakken
huilen
beginnen
waaien

kletsen
dragen
eten
lopen
klimmen
hoesten

Slide 17 - Drag question

Hier staan acht werkwoorden. Noteer alleen de klankveranderende werkwoorden. Zet een schuin streepje tussen de woorden

niezen/genieten/bekijken/knopen/durven/vreten/vullen/zijn

Slide 18 - Open question

Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin
B
staat vaak in het midden van een zin
C
staat meestal aan het eind van een zin

Slide 19 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?
A
aankomen
B
groeten
C
gedaan
D
zwemmen

Slide 20 - Quiz

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden

Slide 21 - Quiz

'Elektriciteit' is goed gespeld.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

-heid
-teit
-lijk

eerlijk - 

elektrici-

mogelijk-

verkoud-

creativi-

moge-

letter-

Slide 23 - Drag question