1.
Desondanks= ondanks dat/ toch vb: Het regende de hele dag, desondanks gingen we wandelen.
2. Gering= klein in hoeveelheid, hoogte of aantal OF niet belangrijk vb. De opkomst van de informatiebijeenkomst is gering OF vb. Dat is van geringe betekenis (niet belangrijk).
3. Aanzienlijk= behoorlijk groot of veel vb. Jan heeft een aanzienlijk bedrag op zijn rekening.
4. Overwegend= voor het grootste deel, in hoofdzaak vb. Het proefwerk is overwegend slecht gemaakt.
5. Relatief= afhankelijk van andere dingen vb. Het belang van een goede busverbinding is relatief (als je geen auto hebt is het belang groot, anders niet). OF= in verhouding tot iets anders vb. Zo'n buskaartje is relatief goedkoop (autorijden is duurder).