This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Afronden hst 1
Rekenvaardigheid
Slide 1 - Slide
programma
Vragen hw? (van par 1.4 nog 5,9,20/21 bespreken)
uitleg over:
verschil grootheden/eenheden
omrekenen eenheden
rekenen met machten
significante cijfers en afronden
zelf aan de slag met blz 39 via stoplicht methode
quiz met vragen hst 1 (hw = oefentoets)
Slide 2 - Slide
Grootheden en eenheden
Grootheid = iets dat je kunt meten
Eenheid = de maat waarin je de grootheid meet Voorbeeld:
De lengte van de tafel is 60 cm: L= 60 cm
L=grootheid en cm = eenheid
Binas tabel 6
Slide 3 - Slide
Eenheden omrekenen
Maar let op: als je b.v. van m3 naar cm3 moet omrekenen! 1 m3 = 100 cmx100 cmx100 cm= 1000000 cm3 Onthoud: 1 dm3= 1 L en 1 cm3= 1mL
Binas tabel 2+3
Slide 4 - Slide
Rekenen met machten
2 000 000 schrijf je als: 2 * 106
0,023 schrijf je als: 2,3 * 10-2
Binas tabel 3
Slide 5 - Slide
Significante cijfers - Wat zijn dat?
In de natuur- en scheikunde werk je met meetresultaten
De significantie zegt iets over hoe nauwkeurig die resultaten zijn.
Slide 6 - Slide
Chemisch rekenen en afronden
bijvoorbeeld:
b.v: 34 mL(geen decimalen) -31,6 mL=2,4-> 2 mL (geen decimalen in uitkomst)
en 2,3 x 3,175 = ?
m = 1,233 kg heeft 4 significante cijfers
m = 0,00230 heeft 3 significante cijfers (pas vanaf de 2 ga tel je het aantal cijfers)
Dus bij 2,3 x 3,175 = 7,3025 bepaald 2,3 (minste significante cijfers) de afronding
en moet je dus afronden op 2 cijfers --> het afgeronde antwoord = 7,3
significante cijfers: gaat over meetonzekerheid.
"Voorloopnullen" tellen niet mee
afronden bij optellen en aftrekken: het getal met de minste decimalen bepaalt de nauwkeurigheid van uitkomst.
afronden bij vermenigvuldigen en delen: het getal met het minste aantal significante cijfers bepaald de nauwkeurigheid van je einduitkomst
Slide 7 - Slide
Ken je de faseovergangen nog?
verdampen
condenseren
stollen
smelten
rijpen
vervluchtigen
/ sublimeren
Slide 8 - Drag question
programma vrijdag 22 sept
vraag uit vragenformulier en selectie rekenvaardigheid bespreken evt andere vragen oefentoets? 10- 15 min.
in stilte verder werken met oefentoets 16 t/m 26: 20 min (+ hw controle)
klaar? dan mag je gaan leren laat je spullen op tafel liggen
na 20 min. bespreken selectie oefentoets
afsluiten met quiz? of zelf leren en vragen stellen?
Volgende week toets hst 1
Slide 9 - Slide
programma dinsdag 27 sept
vraag uit vragenformulier en evt andere vragen bespreken? 5 min.
demonstratie kralenfles + quiz hst 1
start hst 2 in tweetallen vraag 1 t/m 3 (vanaf nu elke les potlood en geo nodig!!! liefst ook 2 of 3 kleuren potlood)
daarna in stilte lezen leerboek en maken 4 (mag je schrijven ipv kleuren), 8,10, 14, 16,19, 21, 23, 28,29 (hw voor volgende week dinsdag dus wat je nu af hebt hoef je rond 3 okt niet te doen)
Vrijdag toets hst 1
Slide 10 - Slide
Zelfstandig aan de slag blz. 39
timer
10:00
Rood: Stil zelfstandig werken. Sla een opdracht die je niet snapt even over.
Oranje: Zelfstandig werken.
Heb je een vraag? Je mag fluisterend overleggen.
Groen: De docent maakt een ronde door de klas om vragen te beantwoorden.
Slide 11 - Slide
Uit hoeveel significante cijfers bestaat dit getal: 0,0345 g
A
4
B
1
C
5
D
3
Slide 12 - Quiz
Als de temperatuur oploopt, gaan volgens het molecuulmodel de moleculen van een stof ...
A
sneller bewegen
B
minder snel bewegen
C
even snel bewegen
Slide 13 - Quiz
Wat is GEEN stofeigenschap?
A
Geur
B
Kleur
C
Volume
D
Smaak
Slide 14 - Quiz
Uitzetten van stoffen heeft te maken met de volgende regel uit het molecuulmodel:
A
moleculen zijn heel erg klein
B
moleculen bewegen
C
moleculen trekken elkaar aan
D
bij hogere temperaturen bewegen moleculen sneller
Slide 15 - Quiz
Wat is de dichtheid?
A
de massa van één vierkante centimeter van een stof
B
Een ander woord voor de massa
C
de volume gedeeld door de massa
D
een kenmerkende stofeigenschap
Slide 16 - Quiz
Welke formule hoort bij dichtheid
A
v = p * m
B
p = m * v
C
m = v / p
D
p = m / v
Slide 17 - Quiz
De dichtheid van de badeend is ...... dan/als de dichtheid van water
A
Groter
B
Kleiner
C
Gelijk
D
Geen idee
Slide 18 - Quiz
Uit hoeveel significante cijfers bestaat dit getal: 0,0002 mL
A
1
B
5
C
4
D
3
Slide 19 - Quiz
Op 16 december 2011 werd in De Bilt een luchtdruk gemeten van 970 hPa. Een luchtdruk van 970 hPa is ...
A
erg laag.
B
iets onder het gemiddelde.
C
iets boven het gemiddelde.
D
erg hoog.
Slide 20 - Quiz
Tijdens een vliegreis drinkt Martina een flesje met water voor driekwart leeg. Ze doet de dop op de fles en stopt hem weer in haar tas. Na de landing valt het haar op dat het flesje flink in elkaar is gedrukt. Kies de juiste mogelijkheid. Tijdens het laatste deel van de vlucht is de druk in de cabine
A
kleiner geworden
B
gelijk gebleven
C
groter geworden
Slide 21 - Quiz
Om in te ademen, maak je het volume van je longen groter. Wat gebeurt er met de druk van de lucht in je longen ten opzichte van de atmosferische druk (druk van de lucht om je heen).