H2.4 Rekenen met eenheden

H2.4 Rekenen met eenheden (significantie)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H2.4 Rekenen met eenheden (significantie)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Stil lezen
10 Min Stil lezen H2.4 en/of opdrachten maken

Maken Les 1: Exp. Samenstelling suiker
Maken Les 2: 53, 56, 58, 59, 60 of 61,
62, 63, 64 of 65
Maken Les 3:  Vervalt =>
(zelfst. werken in de studieruimte)
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Instructie
Les 2: 
  • SI-eenheden
  • Omrekenen met vermenigvuldigingsfactoren
  • Significantie
  • Rekenen met dichtheid

Slide 4 - Slide

SI-eenheden
Basisgrootheden + grondeenheden
Afgeleide eenheden
Een eenheid die is afgeleid van een grondeenheid.
Vb. Bij de grootheid Volume hoort de afgeleide SI-eenheid m3 .
De meter (m) is namelijk de grondeenheid => m3 is daarvan afgeleid (mxmxm).

Slide 5 - Slide

Omrekenen met vermenigvuldigingsfactoren
geen SI-eenheden
Sommige eenheden zoals L en mL voor de grootheid Volume, staan niet in het SI, maar worden wel erkend als eenheid.

De eenheden L, mL etc. gebruik je vooral bij vloeistoffen.
De eenheden dm3, cm3 etc. gebruik je meestal bij gassen. 
Van klein naar groot
Wanneer je van een kleine eenheid naar een grote eenheid gaat (bijv. van mm3 naar cm3), dan : 1000

Slide 6 - Slide

Significantie: Afronden van getallen
Afronden bij optellen en aftrekken van meetwaarden: Afronden op het minst aantal decimalen

Voorbeeld:
3,1515 + 2,1 = 5,3

Slide 7 - Slide

Significantie: Afronden van getallen
Afronden bij vermenigvuldigen en delen van meetwaarden:
Afronden op het minste aantal significante cijfers

Voorbeeld:
2,0 x 3,1515 = 6,3
Significante cijfers
0,0108 g              
0,0092 kg                
9,2 g                     
43,10 dm3 

4000 cm                 
Wetenschappelijke notatie
Wetenschappelijke notatie van getallen:
Een getal moet altijd worden weergegeven als een getal tussen 1 en 10 en een macht van 10.

Voorbeeld: 
15 m3
15 x 103 dm3
1,5.104 dm3

Slide 8 - Slide

Rekenen met Dichtheid
dichtheid=ρ=volumemassa=Vm
grootheid dichtheid = rho (spreek uit roo) =
 
eenheid dichtheid =

dichtheid = stofeigenschap, kun je opzoeken bv. Tabel 8 BINAS
m3kg
ρ

Slide 9 - Slide

Zelfstandig werken + HW 
Lees: H2.4 Rekenen met eenheden
Leer: Dikgedrukte woorden

Maak opdracht:
Les 1: Verslag Exp. 2.2 Samenstelling suiker
Les 2: 53, 56, 58, 59, 60 of 61, 62, 63, 64 of 65
Les 3:  Vervalt (zelfstandig werken in studieruimte)

Slide 10 - Slide

De dichtheid van koper is

Je hebt een stuk van 0,25 cm x 0,25 cm x 0,25 cm. Hoeveel gram koper is dit dan?
8,96.103m3kg
A
1,74.1012g
B
140 g
C
0,140 g
D
1,74.109g

Slide 11 - Quiz

Tel 0,25 mL op bij 2,756 mL.
Wat is het juiste antwoord?
A
3 mL
B
3,0 mL
C
3,00 mL
D
3,01 mL

Slide 12 - Quiz

Vermenigvuldig 0,10 met 2,75.
Wat is het juiste antwoord?
A
0,275
B
2,75.101
C
0,28
D
2,8.101

Slide 13 - Quiz

Het symbool voor de grootheid molaire massa is...
A
m
B
M
C
V
D
n

Slide 14 - Quiz

De molaire massa is de massa van...
A
...een molecuul
B
... heel veel moleculen
C
...van individuele atomen in een molecuul
D
...van 1,000 mol moleculen

Slide 15 - Quiz

Bereken de molecuulmassa van H3PO4
A
97.99 u
B
95.98 u
C
47.98 u

Slide 16 - Quiz

van kg naar mol moet je....
A
delen door 1000 en dan delen door molecuulmassa
B
delen door 1000 en dan keer de molecuulmassa
C
keer 1000 en dan delen door molecuulmassa
D
keer 1000 en dan keer de molecuulmassa

Slide 17 - Quiz

Wat heeft meer massa één mol IJzer (Fe) of één mol Zink (Zn)?
Tip: Check je BINAS
A
Eén mol IJzer
B
Eén mol Zink

Slide 18 - Quiz

Wat heeft meer Volume:
Eén mol IJzer of één mol Zink?
A
Eén mol IJzer
B
Eén mol Zink

Slide 19 - Quiz

Voorbeelden significantie
Optellen en aftrekken

8,21 + 15,1 = 23,31 op je rekenmachine. Echter, van de 15,1 is maar één cijfer achter de komma nauwkeurig. Het antwoord mag dus ook maar één cijfer achter de komma nauwkeurig -> 23,3.



Vermenigvuldigen en delen

Het volume van een blokje van 1,2 cm bij 2,34 cm bij 0,8 cm is 2,2464 cm³. De 0,8 cm is de laagste met 1 significantie, dus het antwoord moet ook 1 significant --> V = 2 cm³.

N.B.: 5,00 x 0,20 = 5,2 op je rekenmachine.
Beide waardes hebben 2 cijfers achter de komma nauwkeurig.
Je rekenmachine geeft echter 5,2 aan, dat LIJKT dus maar één cijfer decimaal nauwkeurig.
De juiste weergave van dit antwoord is dan 5,20.
Je moet soms dus zelf een 0 toevoegen!

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video