Flappie

Werkwoordspelling
Jullie gaan nu eerst luisteren naar het Kerstliedje 'Flappie' van Youp van ´t Hek. Luister goed naar de tekst. 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 14 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Jullie gaan nu eerst luisteren naar het Kerstliedje 'Flappie' van Youp van ´t Hek. Luister goed naar de tekst. 

Slide 1 - Slide

0

Slide 2 - Video

Opdracht
Pak je werkblad eruit en luister telkens goed naar het stukje tekst. Vul het werkblad pas in als je dit in je scherm ziet staan. 

Slide 3 - Slide

9

Slide 4 - Video

Nakijken
Kijk samen het werkblad goed na, let goed op het digibord! 

Slide 5 - Slide

00:30
Vul in op je werkblad: 

Het ____ (zijn) kerstochtend 1961.
Ik ____ (weten) het nog zo goed,
mijn konijnenhok was leeg. 
En moeder zei dat ik niet in de schuur ____ (mogen) komen. 
En als ik lief ging spelen dat ik dan wat lekkers ____ (krijgen).  

Slide 6 - Slide

00:43
Vul in op je werkblad:

Zij ___ (weten) ook niet waar Flappie uit kon hangen. 
Ze zou het papa ___ (vragen), maar omdat die bezig was
in dat fietsenschuurtje ___ (moeten) ik maar een uurtje goed naar Flappie ____ (zoeken). 
Hij ____ (lopen) vast wel ergens op het gras. 

Slide 7 - Slide

01:04
Vul in op je werkblad:

Maar ik had 't hok toch goed dicht gedaan?
Zoals ik dat elke avond ____ (doen).
Ik ____ (zijn) de vorige avond zelfs nog terug ____ (gaan). 
Ik weet ook niet waarom ik dat ____ (doen).
Ik ____ (hebben) heel lang voor het hok gestaan alsof ik 
____ (weten).
Wat ik nu ____ (weten). 

Slide 8 - Slide

01:23
Vul in op je werkblad:

Het ____ (zijn) eerste Kerstdag 1961. 
Wij naar Flappie ____ (zoeken), vader die ____ (zoeken) gewoon mee. 
Bij de bomen en het water, maar niet in dat fietsenschuurtje.
Want daar ____ (kunnen) hij toch niet zitten?
En ik ____ (schudden) nee. 

Slide 9 - Slide

01:37
Vul in op je werkblad:

We ___ (zoeken) samen, samen tot de koffie. 
De familie aan de koffie, maar ik ____ (hoeven) niet. 
Ik ____ (denken) aan Flappie en dat het 's nachts zou koud
kon vriezen. 
Mijn hoofdje stil ____ (buigen), dikke tranen van verdriet. 

Slide 10 - Slide

01:57
Vul in op je werkblad:

Want ik ____ (hebben) het hok toch goed dicht gedaan?
Zoals ik dat elke avond ____ (doen).
Ik was de vorige avond zelfs nog terug gegaan. 
Ik ____ (weten) ook niet waarom ik dat ____ (doen).
Ik ____ (hebben) heel lang voor het hok ____ (staan) alsof ik 
wist wat ik nu ____ (weten). 

Slide 11 - Slide

02:34
Vul in op je werkblad:

Het was eerste Kerstdag 1961. 
Er werd luidruchtig ___ (eten), maar dat ___ (doen) me niet 
zoveel.
Ik ____ (denken) aan Flappie, mijn eigen kleine Flappie. 
Waar zou die ___ (lopen), geen hap ____ (gaan) door mijn keel.
Toen na de soep het hoofdgerecht moest ___ (komen), sprak mijn vader uiterst grappig "Kijk Youp, daar is Flappie dan".
En ik ___ (zien) de zilveren schaal en daar ____ (liggen) hij in 3 stukken. 
Voor het eerst ____ (zien) ik mijn vader als een vreselijke man. 

Slide 12 - Slide

02:55
Vul in op je werkblad. 

En ik ben gillend en ____ (stampend) naar bed ____ (gaan). 
Heb eerst een uur ____ (liggen) huilen op de sprei. 
Nog één keer ____ (schelden) boven aan de trap gestaan. 
En ____ (schreeuwen) "Flappie was van mij!"
Nog heel lang voor het raam ____ (staan) maar het hok 
____ (staan) er maar verlaten bij. 

Slide 13 - Slide

03:24
Vul in op je werkblad:

Het ____ (zijn) tweede Kerstdag 1961. 
Moeder ____ (weten) dat nog zó goed.
Vaders bed was leeg. 
En ik zei dat zij niet in de schuur ____ (mogen) komen.
En als ze lief ging spelen dat ze dan wat lekkers 
____ (krijgen). 

Slide 14 - Slide