This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Oefening 1
- Tegenwoordige tijd
- Verleden tijd
- Voltooid deelwoord
Slide 1 - Slide
Opdracht
- 5 meerkeuzevragen.
- De zinnen komen uit het kerstlied.
- Hoe schrijf je het werkwoord?
- Kies het juiste antwoord.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Het (zijn) kerstochtend 1961 Ik (weten) het nog zo goed Mijn konijnenhok (zijn) leeg
A
was, weet, was
B
is, wist, is
C
was, weet, is
D
is, weet, is
Slide 4 - Quiz
Maar ik had het hok toch goed dicht (doen) Zoals ik dat elke avond (doen) Ik (zijn) de vorige avond zelfs nog terug(gaan)
A
deed, gedaan, ben, gaan
B
gedaan, deed, was, gegaan
C
gedaan, doe, was, gaan
D
deden, doe, ben, gegaan
Slide 5 - Quiz
Het was eerste kerstdag 1961 Er werd luidruchtig (eten), maar dat (doen) me niet zoveel Ik (denken) aan Flappie, m'n eigen kleine Flappie Waar zou die lopen? Geen hap ging door m'n keel
A
gegeten, doen, denken
B
eten, doen, denken
C
at, deed, denkt
D
gegeten, deed, dacht
Slide 6 - Quiz
Toen na de soep het hoofdgerecht moest komen (Spreken) m'n vader uiterst grappig: "Kijk Youp, daar is Flappie dan!" Ik zie de zilveren schaal nog en daar lag 'ie in drie stukken Voor 't eerst (zien) ik m'n vader als een vreselijke man!
A
Spraken, zagen
B
Spreekt, zie
C
Sprak, zag
D
Spreken, zien
Slide 7 - Quiz
Het was tweede kerstdag 1961 Moeder weet dat nog zo goed, vaders bed (zijn) leeg En ik (zeggen) dat zij niet in de schuur mocht (komen) En als ze lief ging spelen, dat ze dan wat lekkers kreeg