Proefwerk Reformatie en Opstand 1.3 en 1.4 Jeroen

➤Sleep de onderdelen naar de juiste plek
Protestant
Katholiek
Maarten Luther
De Paus
Aflaten
Bijbel in volkstaal
Latijnse kerkdienst
Sober/Simpel
Beeldenverering
Reliekenverering
'Kale' kerk
Beelden in de kerk
'Magische' handelingen/Rituelen
Sobere handelingen
1 / 40
next
Slide 1: Drag question
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

➤Sleep de onderdelen naar de juiste plek
Protestant
Katholiek
Maarten Luther
De Paus
Aflaten
Bijbel in volkstaal
Latijnse kerkdienst
Sober/Simpel
Beeldenverering
Reliekenverering
'Kale' kerk
Beelden in de kerk
'Magische' handelingen/Rituelen
Sobere handelingen

Slide 1 - Drag question

➤Koppel aan elk cijfer het juiste woord.
[.........1.........] waren mensen uit de Tijd van ontdekkers en hervormers die boeken uit de [.........2.........]  bestudeerden. Door de oude boeken te vergelijken met de tekst in de Bijbel, ontdekten ze dat niet alles goed vertaald was. In de Bijbel stonden fouten! Ook bleek dat de kerk veel regels zelf verzonnen had. Een bekende humanist was de [.........3.........]  Erasmus. Hij had [.........4.........]  kritiek op de kerk.
geen
ketters
Grieks-Romeinse tijd
humanisten
Fransman
Duitser
nauwelijks
protestanten
Nederlander
prehistorie
veel
Middeleeuwen

Slide 2 - Drag question

➤Koppel aan elk cijfer het juiste woord.
In de Middeleeuwen werd de Bijbel met [.........1.........] overgeschreven. Na de uitvinding van de [.........2.........] hoefde dat niet meer. Boeken konden nu met behulp van een [.........3.........] gedrukt worden. Daardoor werden Bijbels goedkoper en konden meer mensen er zelf een kopen én lezen. Bijbels werden nu ook in de taal van het volk gedrukt. Protestanten als [.........4.........] en [.........5.........] waren hier blij mee.
drukpers
boekdrukkunst
de hand
Luther
de paus
Karel de Grote
kopieermachine
schrijvers
de bisschop
Calvijn
printer
moeite

Slide 3 - Drag question


➤Luther was een Duitse monnik.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz


➤Luther was enthousiast over alles wat de paus en de bisschoppen deden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz


➤Luther werd uit de kerk gezet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz


➤De paus was het meestal wel eens met de ideeën van Luther.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz


➤De paus vond dat Luther een ketter was.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Een vraag over Luther. Lees hieronder 5 feiten. Zet de cijfers in de juiste tijdsvolgorde.

1. De paus stoot Luther uit de kerk.
2. Karel V verklaart Luther vogelvrij.
3. Luther schrijft een brief met 95 stellingen en hangt deze op aan de muur van de kerk (zie plaatje).
4. Luther schrijft de Bijbel in het Duits.
5. Luther verdedigt zich voor Karel V in Worms.
A
3 --> 1 --> 5 --> 2 --> 4
B
3 --> 2 --> 5 --> 1 --> 4
C
3 --> 1 --> 2 --> 5 --> 4
D
3 --> 1 --> 5 --> 4 --> 2

Slide 9 - Quiz

Deze vraag gaat over de kerkelijke hervorming. Lees eerst de bron.

Was het uiteenvallen van de kerk een bedoeld of onbedoeld gevolg van de kritiek van de hervormers?
A
Bedoeld, want hervormers verspreidden hun ideeën over heel Europa en zo ontstonden er allerlei nieuwe kerken.
B
Bedoeld, want hervormers vonden het moeilijk om hun geloof vast te blijven houden en kozen ervoor om hun eigen kerken op te richten.
C
Onbedoeld, want hervormers hadden het gevoel dat hun geloof onrecht was aangedaan.
D
Onbedoeld, want hervormers wilden de misstanden aanpakken en wilden niet allemaal kleine geloofsgroepen laten ontstaan.

Slide 10 - Quiz

Deze vraag gaat over de kerkelijke hervorming. Bekijk eerst de prent.

Over welke misstand in de kerk gaat deze prent?
A
Geestelijken verhandelden aflaten.
B
Monniken hielden eet- en drinkfestijnen.
C
Pausen omringden zich met pracht en praal.
D
Priesters hadden seks.

Slide 11 - Quiz

Hoe noemen we de hervormingsbeweging in de 16e eeuw waardoor protestanten zich afsplitsten van de kerk van Rome?
A
Beeldenstorm
B
Calvinisatie
C
Reformatie
D
Renaissance

Slide 12 - Quiz

Hoe noemen we iemand die zich baseert op de denkbeelden van de Reformatie?
A
protestant
B
katholiek
C
humanist
D
geus

Slide 13 - Quiz

Op de afbeelding zie je een....
A
protestante kerk
B
katholieke kerk
C
synagoge

Slide 14 - Quiz

De Nederlandse gewesten:
1 hadden een stadhouder die alle belangrijke beslissingen nam.
2 kregen Karel V als landsheer doordat hij de gewesten erfde.
3 moesten hun beslissingen altijd voorleggen aan de Staten-Generaal.
4 waren erg zelfstandig en namen zoveel mogelijk beslissingen zelf.
Welk cijfer of welke cijfers zijn onjuist?
A
2 en 4
B
1 en 3
C
Alleen 3
D
2 en 3

Slide 15 - Quiz

Bekijk de bron.

Door wie is deze prent getekend?
A
Door een Nederlander, want de prent is negatief over de Spanjaarden.
B
Door een Nederlander, want de prent laat de stad Haarlem zien.
C
Door een Spanjaard, want de prent laat zien dat de Spanjaarden de strijd winnen.
D
Door een Spanjaard, want de prent is positief over de Spanjaarden.

Slide 16 - Quiz

Bekijk de bron.

Deze bron kon door de opstandelingen (tijdens de 80-jarige oorlog) als propaganda worden gebruikt, want:
A
aan deze prent kun je zien dat de Spanjaarden katholiek waren.
B
deze prent laat zien dat de Spanjaarden en de opstandelingen geweld gebruikten.
C
op deze prent is te zien hoe wreed de Spanjaarden waren.
D
op deze prent nemen de Spanjaarden een stad in.

Slide 17 - Quiz

Lees de bron.

Over wie gaat de bron?

Slide 18 - Open question

Bekijk eerst de bron. '1 april 1572 is een hele belangrijke datum, niet alleen voor den Briel maar zeker ook voor de rest van Nederland. Het was de eerste Nederlandse stad die werd veroverd door de ....... op de katholieke Spanjaarden. Kenmerkend was dat zij vrijwel altijd vanaf het water de Spanjaarden aanvielen.'
Welk woord hoort op de stippellijntjes?

Slide 19 - Open question

A De Beeldenstorm vond plaats in 1566.
B Filips stuurde Alva met een leger naar de Nederlanden.
C Filips zette Karels centralisatiepolitiek voort.
D Filips zette Karels strijd tegen de protestanten voort.
E In de noordelijke gewesten ontstond een onafhankelijke Nederlandse staat.
F Nederlanders kwamen in opstand tegen Filips II.
G Nederlanders protesteerden tegen de politiek van Filips.

Welke uitspraak is ONJUIST?
A
Feit A is een gevolg van feit C.
B
Feit A is een oorzaak van feit B.
C
Feit F is een gevolg van feit D.
D
Feit F is een oorzaak van feit E.

Slide 20 - Quiz

De koning van Spanje tijdens de Tachtigjarige oorlog was:
A
Filips I
B
Filips II
C
Alva
D
Karel V

Slide 21 - Quiz

Welke uitspraken over de bron zijn juist?
1 Erasmus geeft uitleg over het aanzien van geestelijken.
2 Erasmus keurt de houding van geestelijken af.
3 Erasmus keurt de houding van geestelijken goed.
4 Erasmus laat zien dat hij een nieuwe vertaling van het Nieuwe Testament nodig vindt.


A
1, 2 en 4
B
2, 3 en 4
C
1, 3 en 4
D
1, 2 en 3

Slide 22 - Quiz

Wat zijn watergeuzen?
A
Nederlandse opstandelingen die Italianen vanaf zee bestreden
B
Nederlandse opstandelingen die Spanjaarden vanaf zee bestreden
C
Nederlandse opstandelingen die Russen vanaf zee bestreden
D
Nederlandse opstandelingen die Duitsers vanaf zee bestreden

Slide 23 - Quiz

Noem een economische oorzaak van de Nederlandse Opstand
A
hoge werkeloosheid
B
hongersnood
C
kettervervolgingen
D
centralisatie

Slide 24 - Quiz

De leider van de Nederlandse Opstand was...
A
Jan Pieterszoon Coen
B
Maurits van Oranje
C
Johan de Witt
D
Willem van Oranje

Slide 25 - Quiz

Wat is geen oorzaak van de Nederlandse opstand?
A
Nederlandse burgers willen stemrecht.
B
Er is honger in de Nederlanden.
C
De adel heeft minder macht.
D
Ketter vervolgingen.

Slide 26 - Quiz

Een politieke oorzaak voor het ontstaan van de Nederlandse opstand is:
A
het streng doorvoeren van centralisatiepolitiek (centraal bestuur)
B
het niet hebben van een landvoogd
C
De Nederlanden wilden gewoon zelf regeren
D
de Staten-Generaal kreeg de macht van Spanje

Slide 27 - Quiz

Wat was het belangrijkste gevolg van de Nederlandse opstand?
A
Nederland werd een onafhankelijk land met een eigen bestuur.
B
Willem van Oranje werd de vader des vaderlands.
C
Nederland kreeg na afloop zijn eerste grondwet.
D
Nederland leerde dat ze moesten luisteren naar hun koning.

Slide 28 - Quiz

Wanneer vond de Beeldenstorm plaats?
A
1566
B
1585
C
1633
D
1643

Slide 29 - Quiz

Hoe noem je de plaatsvervanger van Filips II in de Lage Landen / Nederlanden?
A
Beeldenstorm
B
Hagenpreek
C
Stadhouder
D
Staten Generaal

Slide 30 - Quiz

Uit hoeveel gewesten bestonden de Nederlanden rond 1515?
A
7
B
17
C
19
D
21

Slide 31 - Quiz

Wat is een hagenpreek
A
Katholieke mis in de kerk
B
Katholieke mis in de buitenlucht
C
Protestantse mis in de kerk
D
Protestantse mis in de buitenlucht

Slide 32 - Quiz

Waar was de hoge adel ontevreden over wat betreft de centralisatiepolitiek van Filips II
A
aantasting van hun privileges
B
de beeldenstorm
C
de godsdienstvrijheid
D
Het calvinisme

Slide 33 - Quiz

In welk jaartal erkenden de opstandige gewesten Filips II niet meer als landsheer?
A
1568
B
1576
C
1581
D
1588

Slide 34 - Quiz

Waar waren de protestanten NIET op tegen?
A
Aflaten
B
Heiligen
C
Beelden
D
Bijbel

Slide 35 - Quiz

Karel V en Filips II wilden een centraal bestuur invoeren.
Wat past het best bij de situatie in de Nederlanden in de tijd vóór Karel V?
A
Edelen en burgers hadden in hun eigen gebied veel macht
B
Wetten waren overal gelijk
C
Belastingen waren overal gelijk
D
Er was een koning die vertelde wat edelen en burgers moesten doen

Slide 36 - Quiz

Wat was de oorzaak van de Beeldenstorm?
A
De adel was kwaad over de centralisatie
B
Filips II voerde vaste belastingen in
C
katholieken en protestanten voerden een bloedige oorlog
D
Protestanten waren fel tegen de katholieke verering van heiligenbeelden

Slide 37 - Quiz

Welke zin past niet bij het centraal bestuur?
A
Ambtenaren helpen de heerser bij het bestuur.
B
De koning reist niet meer rond om zijn gebieden te controleren.
C
De adel helpt de koning bij het bestuur van zijn gebieden.
D
Steden hebben eigen regels en wetten.

Slide 38 - Quiz

In.....(1)..... begon in de Nederlanden een opstand tegen de Spaanse regering. Een van de oorzaken was dat de hertog van Alva de protestanten.....(2)...... . Eerst hadden de opstandelingen.......(3)....... . Dat veranderde in......(4)....... , toen Den Briel werd veroverd door......(5)....... . Deze stad lag in.......(6)........
A
1. 1568 2. wreed strafte 3. weinig 4. 1572 5. de watergeuzen 6. Holland
B
1. 1566 2. vervolgde 3. veel 4. 1574 5. de Spanjaarden 6. Zeeland
C
1. 1581 2. wreed strafte 3. weinig 4. 1572 5. katholieken 6. Holland
D
1. 1567 2. vervolgde 3. veel 4. 1575 5. bosgeuzen 6. Zeeland

Slide 39 - Quiz

Wat was de Unie van Utrecht?
A
een verbond tussen zuidelijke gewesten
B
een verbond tussen opstandige gewesten
C
een bondgenootschap dat op economisch gebied samenwerkte
D
een bondgenootschap met aparte legers

Slide 40 - Quiz