Persoonsvorm, onderwerp en gezegde (les 20, 21 en B2 en B3)

Wat doen we vandaag? 
  • Achtergrondinformatie
  • Leerdoelen bespreken  
  • Voorkennis testen 
  • Interactieve instructie persoonsvorm, onderwerp en gezegde


1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag? 
  • Achtergrondinformatie
  • Leerdoelen bespreken  
  • Voorkennis testen 
  • Interactieve instructie persoonsvorm, onderwerp en gezegde


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Achtergrondinformatie 
Wat deed de mens eerder, schrijven of spreken? 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is grammatica? 
  • Grammatica bestaat uit de regels en principes voor het schrijven, spreken en begrijpen van de Nederlandse taal
  • In het Latijn betekent grammatica 'taalwetenschap'.
  • Als kind leer je de grammatica onbewust, we gaan dit nu uitpluizen. Dat kun je op verschillende manieren doen, wij gaan de komende weken redekundig ontleden.  

Slide 3 - Slide

Voordat je als kind de taal van je ouders leert spreken, leer je eerst om verschillende klanken te maken. Die klanken vorm je na verloop van tijd om tot woorden. Vervolgens leer je – door goed te luisteren – om de woorden op de juiste manier achter elkaar te zetten. Hierdoor ontstaan zinnen die ook voor anderen te begrijpen zijn. Voor het bepalen van ‘de juiste manier om de woorden achter elkaar te zetten’ leer je onbewust allerlei regels. Nu komen wij bij de kern van grammatica: alle woorden en regels die je hebt geleerd vormen gezamenlijk de grammatica van onze taal.
Leerdoelen 
  • Ik weet wat de kenmerken en functie zijn van de persoonsvorm, het onderwerp, zelfstandige werkwoorden, hulpwerkwoorden en het werkwoordelijk gezegde in een zin.
  • Ik kan zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden herkennen in een zin.
  • Ik kan in een zin bepalen wat de persoonsvorm, onderwerp en het werkwoordelijk gezegde zijn.
  • Ik kan bijzonderheden met bovenstaande zinsdelen in een zin aanwijzen en uitleggen.
  • Ik kan nieuwe zinnen maken met eerder genoemde zinsdelen erin.
  • Ik kan zinnen herschrijven zodat ze wel of geen hulpwerkwoord hebben. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Carlijn loopt via het winkelcentrum naar huis

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Carlijn loopt via het winkelcentrum naar huis

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wat is het gezegde in onderstaande zin?

Carlijn wilde via het winkelcentrum naar huis lopen.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

persoonsvorm (les 20 en B2 grammatica)
Het is altijd een werkwoord en er zijn twee manieren om de persoonsvorm te vinden. 
  1. Verander de zin van tijd.

Voorbeeld: 
  • De friettent werd gesloten voor alle leerlingen van het Amadeus Lyceum.
  • Deze zin staat in de verleden tijd, dus je zet hem in de tegenwoordige tijd. 
  • De friettent wordt gesloten voor alle leerlingen van het Amadeus Lyceum.
  • Het woord dat verandert is de persoonsvorm 
  • persoonsvorm = werd

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

onderwerp (les 20 en B2 grammatica)
Er zijn twee manieren om het onderwerp te vinden.  
  1. Stel de vraag: wie of wat + persoonsvorm. 

Voorbeeld: 
  • Mijn hond is van blijdschap tegen mijn oma opgesprongen. 
  • Persoonsvorm = is
  • wie of wat + is -> Wie of wat is? 
  • antwoord op die vraag: mijn hond 
  • onderwerp = mijn hond

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm en onderwerp in één keer vinden. 
  1. Verander het onderwerp van enkelvoud naar meervoud of andersom.  

Voorbeeld: 
  • De friettent werd gesloten voor alle leerlingen van het Amadeus Lyceum.
  • Deze zin staat in enkelvoud. 
  •   friettenten worden gesloten voor alle leerlingen van het Amadeus Lyceum.
  • het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm, het zelfstandig naamwoord dat verandert is het onderwerp. 
  • persoonsvorm = werd
  • onderwerp = de friettent

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de persoonsvorm en het onderwerp in onderstaande zin?

Feyenoord heeft Ajax in een fantastisch duel verslagen.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn de persoonsvorm en het onderwerp in onderstaande zin?

Astrid zal waarschijnlijk weer in de Hofvijver zwemmen na het kampioenschap.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde (les 21 en B3 grammatica)
Soorten werkwoorden 
  • zelfstandige werkwoorden 
  • hulpwerkwoorden


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde (les 21 en B3 grammatica)
Zelfstandige werkwoorden
  • geven aan wat er gebeurt in de zin. 
  • Als je een plaatje maakt van een zin, is datgene wat er gedaan wordt het zelfstandige werkwoord. 

Frida zal een brief schrijven.
Frida schrijft een brief.
Frida was van plan een brief te gaan schrijven. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde (les 21 en B3 grammatica)
Hulpwerkwoorden
  • 'helpen' het zelfstandige werkwoord in een zin. 
  • Ze bepalen de tijd en/of de vorm. 

  • Frida zal een brief schrijven. (onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt))
  • Frida schrijft een brief. (voltooid tegenwoordige tijd)
  • Frida zou  een brief gaan schrijven. (voltooid verleden toekomende tijd (vvtt))

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde (les 21 en B3 grammatica)
Wil je meer weten over werkwoordstijden? 

https://onzetaal.nl/taalloket/werkwoordstijden 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat is het zelfstandige werkwoord in onderstaande zin?

Ad zou willen papierprikken in het park aan het einde van het dorp.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Wat is/zijn de/het hulpwerkwoord(en) in onderstaande zin?

De altijd luie Marnix had gistermiddag heel hard gewerkt.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Wat is/zijn de/het hulpwerkwoord(en) in onderstaande zin?

De pientere Liesbeth zou zijn gaan schaken in de sporthal in Vleuten.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde (les 21 en B3 grammatica)
  • Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. 
  • De persoonsvorm hoort daar ALTIJD bij. 


Slide 20 - Slide

This item has no instructions

soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde (les 21 en B3 grammatica)
  • Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. 
  • De persoonsvorm hoort daar ALTIJD bij. 
  • Als het enige werkwoord in de zin de persoonsvorm is, is de persoonsvorm dus ook het werkwoordelijk gezegde. 


Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?

Ronald wil graag met je meerijden.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Bijzonderheden werkwoordelijk gezegde
scheidbare werkwoorden, beide gedeeltes horen bij het wg. 
  • Ik bel hem op. wg = bel op 
wederkerende werkwoorden, beide gedeeltes horen bij het wg. 
  • Hij waste zich grondig.  wg = waste zich 
De woorden 'te' en 'aan het' horen ook bij het wg. 
  • Zij zat te appen. wg = zat te appen
 



Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Bijzonderheden werkwoordelijk gezegde
Een vaste uitdrukking met een werkwoord (werkwoordelijke uitdrukking) is zijn geheel het werkwoordelijk gezegde. 
  • Ik ging uit mijn dak. wg = ging uit mijn dak 

Naast het werkwoordelijk gezegde, bestaat ook het naamwoordelijk gezegde. Dit staat uitgelegd in les B3 grammatica van het gymnasiumboek. Als je uitdaging zoekt, mag je hiermee aan de slag. Ik geef hierover uitleg in het domeinblok. 



Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?

Hij eet heel vaak zijn boterhammen niet op.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?

Commy keerde zich om in haar bed.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Schrijf van onderstaande zin de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow) en het werkwoordelijk gezegde (wg) op.

De cijfers zullen wel meevallen.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Schrijf van onderstaande zin de persoonsvorm (pv), het onderwerp (ow) en het werkwoordelijk gezegde (wg) op.

Albert Heijn gaat de prijzen in alle hun winkels weer verhogen.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

h/v-boek, les 20

basisopdrachten: 3, 6 en 7
extra opdrachten: 1, 2
verdiepingsopdrachten: 4 en 5

h/v-boek, les 21
basisopdrachten: 1, 2 en 6
extra opdrachten: x
verdiepingsopdrachten: 4, 5, 7 en 8 








gymnasiumboek, grammatica les B2

basisopdrachten: 2, 3, 5 en 6
extra opdrachten: 1
verdiepingsopdrachten: 4, 7 en 8

gymnasiumboek, grammatica les B3
basisopdrachten: 1, en 4
extra opdrachten: x
verdiepingsopdrachten: 2 en 3 








Slide 29 - Slide

This item has no instructions